ECLI:NL:RVS:2025:325

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
202306988/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Almere

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Almere. De aanvraag werd afgewezen op 14 juli 2022, omdat [appellant] niet voldoende had gedaan om zijn huisvestingsprobleem zelf op te lossen en het probleem zelf had veroorzaakt door met te veel mensen in de woning te wonen. Daarnaast had hij onvoldoende gereageerd op het woningaanbod. Het college oordeelde ook dat de hardheidsclausule niet van toepassing was.

[appellant] woont met zijn vrouw en vier kinderen in een tweekamerwoning en heeft medische problemen door vocht en schimmel in de woning. In hoger beroep voerde hij aan dat hij alles heeft gedaan om het probleem op te lossen, maar dat hij geen civielrechtelijke procedure kan starten tegen de verhuurder vanwege de mogelijke proceskosten. Hij stelde dat de hardheidsclausule wel had moeten worden toegepast, gezien de levensontwrichtende omstandigheden in zijn woning.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 januari 2025 behandeld. De rechtbank had eerder het beroep van [appellant] gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De Afdeling oordeelde dat de gronden van [appellant] in hoger beroep herhalingen waren van eerdere argumenten en dat de rechtbank deze gemotiveerd had behandeld. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

202306988/1/A2.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Almere,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 3 oktober 2023 in zaak nr. 23/322 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere
(hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2022 heeft het college een aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 13 december 2022 heeft het college een nieuw besluit genomen waarbij het besluit van 14 juli 2022 met een aanvullende motivering in stand heeft gelaten.
Bij uitspraak van 3 oktober 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de rechtsgevolgen in stand gelaten.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2025, waar het college, vertegenwoordigd door K.K. Bahora en mr. J.H.S. Biervliet, is verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] woont met zijn vrouw en vier kinderen in een tweekamerwoning in Almere. [appellant] heeft een urgentieverklaring aangevraagd omdat sprake is van een medische noodsituatie. Het gezin heeft namelijk medische problemen door vocht en schimmel in de huidige woning. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat [appellant] niet alles heeft gedaan om het huisvestingsprobleem zelf op te lossen en hij het huisvestingsprobleem zelf heeft veroorzaakt door met teveel mensen in de woning te wonen. Daarnaast heeft [appellant] onvoldoende gereageerd op het woningaanbod. Ook op grond van de hardheidsclausule kan aan hem volgens het college geen urgentieverklaring worden verleend.
2.       [appellant] voert in hoger beroep aan dat hij alles in zijn macht heeft gedaan om het probleem zelf op te lossen. Hij kan geen civielrechtelijke procedure tegen de verhuurder starten, omdat hij een eventuele proceskostenveroordeling niet kan veroorloven. Hij heeft een onderzoeksrapport van de huurcommissie en reageert op woningen die passend zijn voor zijn gezin. Daarnaast betoogt [appellant] dat de hardheidsclausule wel had moeten worden toegepast, omdat sprake is van een levensontwrichtend leefklimaat in de woning. Hij beroept zich hierbij op meerdere internationale verdragen.
3.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 19, 20, 22 en 23 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de huurcommissie een tijdelijke verlaging tot 40% van de huurprijs heeft plaatsgevonden en dat de eventuele gebreken aan de woning inmiddels zijn hersteld.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
5.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen reden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025
284-1132