ECLI:NL:RVS:2025:319

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
202403992/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Park Rapijnen, Linschoten' vastgesteld door de raad van de gemeente Montfoort

Op 29 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Park Rapijnen, Linschoten', dat op 22 april 2024 door de raad van de gemeente Montfoort is vastgesteld. Het plangebied ligt aan de zuidoostelijke zijde van Linschoten en voorziet in de ontwikkeling van 98 woningen, waaronder patiowoningen en een herschikking van sportvelden. De appellant, een bewoner van de bestaande wijk Rapijnen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat het aantal woningen in strijd is met het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021, dat maximaal 80 woningen toestaat in de regio. De raad heeft echter betoogd dat er een grote behoefte aan woningen is en dat de extra woningen binnen de grenzen van de uitbreidingslocatie passen.

Tijdens de zitting op 15 januari 2025 zijn zowel de appellant als de raad vertegenwoordigd door hun advocaten verschenen. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellant beoordeeld, waaronder de noodzaak van de verplaatsing van sportvelden en de mogelijke geluid- en lichthinder voor de nieuwe patiowoningen. De Afdeling oordeelde dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen en dat de argumenten van de appellant niet opwegen tegen de noodzaak van de woningbouw. De Afdeling concludeerde dat het beroep ongegrond is en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202403992/1/R4.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Linschoten, gemeente Montfoort,
appellant,
en
de raad van de gemeente Montfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Park Rapijnen, Linschoten" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2025, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn en R. de Graauw, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Ontwikkelcombinatie Park Rapijnen B.V., vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester voornoemd, vergezeld door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 19 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plangebied bevindt zich aan de zuidoostelijke zijde van de kern Linschoten in de gemeente Montfoort. Voor het gebied is naast de bestaande woonwijk Rapijnen een uitbreiding van het dorp beoogd. Het plan voorziet in de ontwikkeling van 98 woningen, waaronder twee clusters van elk negen patiowoningen. Voorts ziet het plan op het behoud van bestaande sportverenigingen, een herschikking van sportvelden en een landschappelijke inpassing met groen- en waterstructuren. [appellant] woont in de bestaande wijk Rapijnen en ziet vanuit de achterzijde van zijn woning uit op het plangebied.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
4.       Dit betekent dat de Afdeling niet kan ingaan op het voorstel van [appellant] om te komen tot een ander bestemmingsplan met andere uitgangspunten en op andere locaties, anders dan het concrete, door hem voorgestelde initiatief dat hierna zal worden besproken.
De beroepsgronden
5.       [appellant] wijst er op dat in totaal 98 woningen zijn voorzien terwijl in het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021 van de provincie Utrecht voor de regio U16 Linschoten-Zuid Oost is voorzien in de bouw van maximaal 80 woningen in een uitbreidingslocatie. De 18 voorziene patiowoningen zijn volgens [appellant] getalsmatig niet wenselijk.
5.1.    De raad wijst onder meer op de grote behoefte aan nieuwbouwwoningen in Linschoten. Uit het participatietraject is naar voren gekomen dat er 18 extra woningen aan het oorspronkelijke plan kunnen worden toegevoegd. Daarbij wordt nauwelijks extra bebouwd oppervlak toegevoegd, aangezien een aantal grote woningen is opgedeeld in kleinere koopappartementen.
5.2.    In wat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet had mogen besluiten tot het voorzien in de realisering van 98 woningen in het plangebied. In de plantoelichting wordt opgemerkt dat het plan is opgenomen in het realisatiedeel van het Provinciaal Programma Wonen en Werken, vastgesteld in oktober 2021. Daarbij is indicatief een programma van 80 woningen opgenomen. In de oorspronkelijke plannen voor Park Rapijnen waren ook ongeveer 80 woningen opgenomen, welk aantal later en zoals op de zitting nader is toegelicht bij de planuitwerking is verhoogd naar 98 woningen, met handhaving van de begrenzing van de in het Programma genoemde uitbreidingslocatie. De Afdeling is van oordeel dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft mogen uitgaan van een aantal te realiseren woningen van 98. De raad heeft rekening gehouden met de beleidsvoornemens van de provincie Utrecht zoals neergelegd in het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021. Het in dat Programma genoemde aantal van 80 woningen is indicatief, maar geen harde grens. De raad heeft overtuigend toegelicht dat er een grote behoefte aan woningen is en dat de extra woningen worden gerealiseerd binnen de begrenzing van de uitbreidingslocatie. Daarmee heeft de raad voldoende rekening gehouden met het Programma en heeft hij mogen kiezen voor het realiseren van 98 woningen. Het betoog slaagt niet.
6.       [appellant] betwist de noodzaak van de verplaatsing van het honkbal/softbalveld en daarmee het laten vervallen van het voetbalveld (trainingsveld). In het kader van duurzaam bouwen is het volgens hem niet wenselijk om de sportvelden te verplaatsen. [appellant] heeft gewezen op een volgens hem meer geschikte alternatieve locatie naast het trainingsveld op terrein De With waar ruim voldoende plaats is voor negen patiowoningen.
6.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden betrokken.
In het ontwerp voor het plangebied is volgens de raad vooral gekeken hoe een goede combinatie kan worden gemaakt tussen de woningen, de sportvelden en het groen. Het honkbalveld schuift iets op waardoor de groenstructuur met daarin de twee clusters met elk negen patiowoningen zo stevig mogelijk wordt. Daarvoor is het noodzakelijk het trainingsveld van de voetbalvereniging op te offeren. Dat laatste is mogelijk omdat uit onderzoek is gebleken dat de voetbalvereniging op basis van het ledenaantal en de toekomstige verwachting in ledental twee hoofdvelden nodig heeft. Het derde en kleinere trainingsveld is niet noodzakelijk voor het ledenaantal dat de voetbalvereniging kent. Gelet op de door de raad gewenste stedenbouwkundige inpassing van de woningen en de overgang tussen woningbouw en groen landschap past het door [appellant] vastgestelde alternatief naast het bestaande trainingsveld op het terrein De With volgens de raad niet in de wenselijke inpassing. Omdat het een uitbreidingslocatie betreft eist de provincie een goede landschappelijke inpassing. De raad heeft het door [appellant] voorgestelde alternatief afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend gemotiveerd waarom niet voor dat alternatief is gekozen. Het betoog slaagt niet.
7.       [appellant] wijst voorts op mogelijke geluid- en lichthinder nabij voetbalvelden voor de bewoners van de 18 patiowoningen.
7.1.    De door [appellant] geuite vrees voor geluid- en lichthinder voor de patiowoningen stuit volgens de raad af op de relativiteit. Daarnaast slaagt de beroepsgrond niet omdat zorgvuldig licht- en akoestisch onderzoek is gedaan op grond waarvan geconcludeerd is dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
7.2.    Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna de Awb) de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt. Het betoog van [appellant] gaat over het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners van de patiowoningen. Gelet op artikel 8:69a van de Awb kan [appellant] alleen opkomen voor het belang van zijn eigen woon- en leefklimaat. De Afdeling komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van de beroepsgrond.
8.       [appellant] betoogt tenslotte dat de ontwikkeling van de woningen en de herschikking van de sportvelden een aanzienlijke desinvestering vragen.
8.1.    Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is. In de plantoelichting wordt voorts opgemerkt dat tussen de initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten. Het kostenverhaal is daarmee anderszins verzekerd, waardoor het opstellen van een exploitatieplan niet benodigd is. Op de zitting hebben de raad en de Ontwikkelcombinatie een en ander bevestigd. Gelet hierop heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het plan op voorhand financieel niet uitvoerbaar is. Het betoog deelt het lot van de overige betogen en slaagt evenmin.
Conclusie
9.       Het beroep is ongegrond.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van A. Sandanam, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sandanam
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025.