ECLI:NL:RVS:2025:3164

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
202503560/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet te worden uitgezet

Op 11 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, waaronder een moeder met haar minderjarige kinderen, een voorlopige voorziening vroegen. Dit verzoek volgde op een afwijzing door de minister van Asiel en Migratie van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke afwijzing op 18 maart 2025 was gedaan. De rechtbank Den Haag had op 17 juni 2025 het beroep van verzoekers tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna verzoekers in hoger beroep gingen en tevens vroegen om een voorlopige voorziening.

De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing op hun hoger beroep was genomen, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep nader onderzoek vereiste en dat de huidige procedure zich daar niet goed voor leende. Daarom werd er een voorlopige voorziening getroffen. De voorzieningenrechter bepaalde dat verzoekers niet mochten worden uitgezet totdat op het hoger beroep was beslist en veroordeelde de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van de proceskosten, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202503560/2/V2.
Datum uitspraak: 11 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker 1], mede voor haar minderjarige kinderen, [verzoeker 2] en [verzoeker 3],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 17 juni 2025 in zaak nr. NL25.12938 in het geding tussen:
verzoekers
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2025 heeft de minister een aanvraag van verzoekers om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 17 juni 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoekers niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Essenburg
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2025
625