202401292/1/A3.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 januari 2024 in zaak nr. 23/2048 in het geding tussen:
[appellante]
en
de burgemeester van Hoorn.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2022 heeft de burgemeester besloten om de woning aan de [locatie] in Hoorn voor drie maanden te sluiten.
Bij besluit van 30 januari 2023 heeft de burgemeester het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 16 oktober 2024 behandeld, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. P.F.M. Deijkers, advocaat in Hoorn, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S.E.J.M. Bogaards, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] huurde de woning van Stichting Intermaris aan de [locatie] in Hoorn. Zij woonde daar alleen. Op 18 september 2022 is de politie bij de woning langs geweest voor het afnemen van een verklaring van [appellante] voor een politieonderzoek. Tijdens het gesprek viel de politie een aantal zaken in de woning op, waarna in de woning een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met goederen die worden gebruikt voor de illegale hennepteelt. De hennepplanten waren recent verwijderd en de hennepresten lagen nog op de vloer. In twee slaapkamers op de eerste verdieping werden 282 plantenpotten gevuld met aarde aangetroffen. Daarnaast werd een strijkzak met hennepresten aangetroffen. De elektriciteit werd illegaal afgenomen. De bevindingen heeft de politie vastgelegd in de Melding ontmanteling hennepkwekerij van 21 september 2022.
2. Naar aanleiding van de bevindingen van de politie heeft de burgemeester met het besluit van 20 oktober 2020 besloten om de woning op grond van artikel 13b in samenhang gelezen met artikel 11a van de Opiumwet en overeenkomstig het Damoclesbeleid gemeente Hoorn 2021 voor drie maanden te sluiten. Het gaat volgens de burgemeester om een professionele hennepkwekerij die in een kwetsbare wijk ligt. De woning vormt een schakel in de productie of distributie van drugs en het gaat om een ernstige overtreding. Met het sluiten van de woning wil de burgemeester de rust en veiligheid in de woonwijk waarborgen. Dat belang weegt volgens de burgemeester zwaarder dan het belang van [appellante] om in haar woning te kunnen verblijven. Het tegen de sluiting gemaakte bezwaar heeft de burgemeester met zijn besluit van 30 januari 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft dat besluit in stand gelaten. De woning is feitelijk gesloten geweest van 28 oktober 2022 tot 28 januari 2023.
Waarom is [appellante] het niet met de rechtbank eens?
3. [appellante] heeft naar voren gebracht dat zij van 3 juni tot en met 11 juli 2022 in Thailand verbleef. Tijdens haar afwezigheid paste [persoon], haar ex-vriend, op haar woning en in die periode heeft hij de hennepplantage in de woning opgezet. Weliswaar was [appellante] na terugkomst uit Thailand wel op de hoogte van de hennepkwekerij in haar woning, maar haar psychische gesteldheid en de bedreigingen door haar ex-vriend hebben haar ervan weerhouden om daar actie op te ondernemen. [appellante] betoogt dat de burgemeester bij het sluiten van haar woning onvoldoende rekening heeft gehouden met die omstandigheden en dat de burgemeester haar daardoor geen verwijt van de overtreding kan maken. Stichting Intermaris heeft daarnaast de huurovereenkomst naar aanleiding van de sluiting door de burgemeester ontbonden en zij krijgt geen huurdersverklaring. De gevolgen van de sluiting zijn voor haar onevenredig. De rechtbank had daarom tot een ander oordeel moeten komen, aldus [appellante].
Beoordeling van het hoger beroep
Is de sluiting van de woning evenredig?
4. Het toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet is weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (hierna: de overzichtsuitspraak) en in de uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911. In de overzichtsuitspraak staat dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester geen gebruik van zijn bevoegdheid heeft mogen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. 5. Niet in geschil is dat de ex-vriend van [appellante] de hennepplantage buiten haar medeweten en tijdens haar afwezigheid in de woning heeft opgezet en dat [appellante] na terugkomst uit Thailand daarmee geconfronteerd is. In beginsel kan de rechthebbende een verwijt van de overtreding worden gemaakt als deze weet dat in zijn of haar woning een hennepplantage aanwezig is, maar vervolgens geen actie onderneemt, door bijvoorbeeld de politie te bellen. Anders dan de rechtbank, komt de Afdeling onder de in deze zaak gegeven omstandigheden echter tot het oordeel dat [appellante] - ondanks dat zij van de hennepplantage op te hoogte was - geen verwijt van de overtreding gemaakt kan worden.
6. [appellante] bevond zich in een zeer kwetsbare positie. Ze heeft in het verleden in de schuldhulpverlening gezeten en leeft van een bijstandsuitkering. Uit het medisch dossier van [appellante] en een verklaring van haar huisarts van 4 december 2022 blijkt dat zij sinds 2012 psychische problemen heeft, waaronder depressiviteit en een posttraumatische stressstoornis. De psychische problemen hebben te maken met gebeurtenissen in het verleden. Zij is in haar jeugd door haar vader mishandeld, heeft op haar dertiende haar moeder door zelfmoord verloren, is op haar achttiende in Thailand door zes politieagenten verkracht en is uitgehuwelijkt geweest aan een oudere man van wie ze een kind heeft gekregen. Sinds 2012 heeft [appellante] suïcidale klachten en in 2021 heeft zij een zelfmoordpoging gedaan en is de levenseindekliniek ter sprake gekomen met haar behandelaars, waaronder bij de GGZ. De huisarts schrijft in zijn verklaring daarnaast dat zij eenzaam is, dat ze geen sociaal netwerk heeft en dat zij door gebrek aan weerbaarheid kwetsbaar is voor mensen die het niet goed met haar voor hebben. De psychische problemen en haar kwetsbare positie moeten ook worden meegenomen bij het beantwoorden van de vraag of [appellante] een verwijt van de overtreding gemaakt kan worden.
De burgemeester wijst er weliswaar op dat de medische informatie niet van recente datum is omdat de laatste mutatie in het medisch dossier van 4 februari 2022 dateert, maar gelet op de ernst van de situatie zoals deze uit de beschikbare stukken naar voren komt en de aard en langdurigheid ervan, is niet aannemelijk dat de psychische gesteldheid van [appellante] in de tussenliggende periode wezenlijk veranderd is. De laatste mutatie duidt daar ook niet op, omdat hierin staat dat [appellante] een sombere toekomst ziet, de klachten zijn toegenomen, dat zij suïcidale gedachten ervaart en nadenkt over de levenseindekliniek.
Aannemelijk is dat de ervaringen die [appellante] in Thailand met de politie heeft gehad, haar ervan hebben weerhouden om de hennepplantage bij de politie te melden. In het proces-verbaal van verhoor van [appellante] van 1 november 2022 staat: "Ik durfde niet naar de politie te gaan omdat ik bang was. In Thailand heb ik wel eens problemen gehad met de politie dus daarom was ik bang." Daar komt bij dat zij werd bedreigd door haar ex-vriend, over wie niet in geschil is dat hij degene is die de hennepkwekerij heeft opgezet en uitgebaat. In hetzelfde proces-verbaal staat daarover dat zij heeft verklaard dat hij gezegd zou hebben dat hij alles in huis kapot zou schoppen als zij de politie zou bellen en dat zij zich bedreigd voelde daardoor. De bedreigingen richtten zich ook op de dochter van [appellante].
Gelet op de kwetsbare positie waarin [appellante] zich bevond, kan er niet van worden uitgegaan dat zij in staat was om te verhinderen wat er in haar woning is gebeurd en kan haar niet worden verweten dat zij geen actie heeft ondernomen toen zij de hennepplantage ontdekte.
7. Het feit dat [appellante] geen verwijt treft, haar sociale en psychische kwetsbaarheid en de nadelige gevolgen die zij van de sluiting heeft ondervonden, onder andere het verlies van haar woning, wegen zwaarder dan het belang van de burgemeester bij sluiting. Weliswaar heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat de woning een schakel in de productie of distributie van drugs vormde en dat het ging om een ernstige overtreding midden in een woonwijk, maar uit hetgeen de burgemeester heeft aangevoerd, komt niet naar voren dat er sprake was van overlast in de omgeving door loop naar de woning of feitelijke handel in of vanuit de woning. In het proces-verbaal van verhoor getuige van 24 november 2022 staat alleen de volgende verklaring van een omwonende:
"Afgelopen zomer zag ik [persoon] bijna dagelijks bij de [locatie]. In die periode dat ik hem zag zag ik haar niet. [persoon] heeft mij vertelt dat hij haar huisje aan het verbouwen was en dat zij zelf op vakantie was. Hij zij nog: "we gaan het huisje van haar even helemaal opknappen voor haar". Ik heb er toen helemaal niets achter gezocht. (…) Ik zag dat er in en uit gelopen werd bij die woning. Ik dacht nog "ze zijn aardig bezig". Ik hoorde ook dat er aardig veel boor geluiden uit die woning kwam en timmergeluiden. (…) Maar ik heb er helemaal niet bij stil gestaan dat men een kwekerij aan het opbouwen was."
Er zijn verder geen meldingen, verklaringen van omwonenden of waarnemingen van de politie over feitelijke handel in of vanuit de woning of van overlast. Het belang van de openbare orde en de bescherming van het woon- en leefklimaat in de buurt woog daarom minder zwaar.
8. Gelet op het voorgaande zijn de nadelige gevolgen van de sluiting onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De burgemeester had daarom aanleiding moeten zien om af te zien van het sluiten van de woning.
Het betoog slaagt.
Conclusie
9. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaren en het besluit van 30 januari 2023 vernietigen. De Afdeling zal het besluit van 20 oktober 2022 herroepen en bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 30 januari 2023.
Proceskosten
10. De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 januari 2024 in zaak nr. 23/2048;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de burgemeester van Hoorn van 30 januari 2023, kenmerk CB-3463;
V. herroept het besluit van de burgemeester van Hoorn van 20 oktober 2022, kenmerk 1987598;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt de burgemeester van Hoorn tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.628,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. veroordeelt de burgemeester van Hoorn tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.294,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. gelast dat de burgemeester van Hoorn aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 463,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.
w.g. Willems
voorzitter
w.g. Meerman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025
960