202403729/1/R4.
Datum uitspraak: 9 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in Hilversum, (hierna samen en in enkelvoud: [appellant])
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 22 mei 2024 in zaak nr. 23/3253 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum.
Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2022 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een dakterras op het adres [locatie 1] en [locatie 2] te Hilversum (hierna: het adres).
Bij besluit van 30 maart 2023 heeft het college de aan [vergunninghouder] verleende vergunning gewijzigd.
Bij besluit van 1 juni 2023 heeft het college het door [appellant] tegen de besluiten van 26 oktober 2022 en 30 maart 2023 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 mei 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. B. Benard, rechtsbijstandverlener in Wassenaar, en het college, vertegenwoordigd door C.M.E. Jansen, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [vergunninghouder] en [persoon], mede-eigenaren van het adres, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag voor de omgevingsvergunning is op 15 juni 2022 ingediend. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. [vergunninghouder] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakterras op het adres. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bosdrift 2013", omdat de bouwdiepte van het dakterras in strijd is met de planregels. Bij besluit van 26 oktober 2022 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo en voor het gebruik van een bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Voor de laatstgenoemde activiteit heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo, in samenhang gelezen met artikel 4, aanhef en onderdeel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) een omgevingsvergunning verleend.
[appellant] woont op het naastgelegen adres [locatie 3] te Hilversum. Naar aanleiding van het door [vergunninghouder] tegen het besluit van 26 oktober 2022 gemaakte bezwaar is een gewijzigde omgevingsvergunning verleend. Ten opzichte van het oorspronkelijke bouwplan is de oppervlakte van het dakterras verkleind, zodat de zijdelingse afstand tot de achtertuin van [appellant] 2 m bedraagt in plaats van de oorspronkelijke 1 m. [appellant] vreest privacy te verliezen, omdat er vanaf het dakterras in hun achtertuin gekeken kan worden.
Wettelijk kader
3. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Dakterras
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bij de besluitvorming heeft kunnen meewegen dat in de directe omgeving van het adres diverse dakterrassen zijn gebouwd. Volgens [appellant] zijn deze daken in de omgeving niet aan te merken als dakterrassen.
Hij voert daartoe aan dat de rechtbank voor de omschrijving van een dakterras ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (hierna: de Van Dale). [appellant] stelt dat die omschrijving niet gangbaar is in het normaal spraakgebruik. Volgens [appellant] heeft de rechtbank verder ten onrechte de eis dat een dak moet ingericht zijn als een dakterras niet meegenomen bij haar overweging of het college de omgevingsvergunning mocht verlenen.
4.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college bij de beantwoording van de vraag of het bouwwerk vanuit ruimtelijk oogpunt bezien past in de omgeving, mocht meewegen dat zich in de nabije omgeving van het vergunde dakterras al diverse dakterrassen bevinden. Daarbij heeft de rechtbank voor de vraag in hoeverre daarbij inderdaad sprake was van andere dakterrassen niet ten onrechte aansluiting gezocht bij de definitie van een dakterras in Van Dale, te weten: "plat dak van een gebouw, m.n. boven een lager deel ervan, dat ingericht is als zit- of loopplaats, m.n. met een balustrade". Het college heeft aan de hand van luchtfoto’s aannemelijk gemaakt dat in de onmiddellijke omgeving van het vergunde dakterras inderdaad meerdere platte daken zijn ingericht om als zit- en of loopplaats te gebruiken. Naar het oordeel van de Afdeling hebben deze daken een vergelijkbare ruimtelijke uitstraling als het vergunde dakterras. Gelet hierop slaagt het betoog niet.
Belangenafweging
5. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de omgevingsvergunning gelet op de onevenredige gevolgen voor hem niet heeft kunnen verlenen.
[appellant] voert daartoe aan dat de zijdelingse afstand van het dakterras tot de erfgrens ook na aanpassing van het bouwplan zodanig klein is dat er nog volop inkijkmogelijkheden in zijn woning zijn. Verder voert hij aan dat juist in een omgeving met veel bebouwing en kleine tuinen, de bestaande inbreuk op de privacy niet verder mag worden vergroot. Volgens [appellant] is het in het bestemmingsplan toegestane dakterras de maatstaf voor de goede ruimtelijke ordening, omdat daarbij rekening is gehouden met de privacy van omwonenden.
5.1. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
5.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college - na weging van alle betrokken belangen - een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen van [vergunninghouder] om een dakterras te bouwen dan aan de belangen van [appellant]. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het dakterras zo’n grote inbreuk maakt op de privacy van [appellant] dat de gevolgen van het besluit onevenredig zijn. Het college heeft bij de afweging van belangen in aanmerking kunnen nemen dat het bestemmingsplan al een dakterras grenzend aan het perceel van [appellant] mogelijk maakt en dat in de omgeving van het adres dakterrassen aanwezig zijn. Daarbij is verder van belang dat rekening is gehouden met de gevolgen door het dakterras teruggelegen vanaf de erfgrens te plaatsen. Daarbij is door [appellant] op de zitting bevestigd dat een deel van de tuin is vervangen door een aanbouw, waardoor vanaf het dakterras minder zicht bestaat op zijn tuin. De Afdeling overweegt ten slotte dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er enige gevolgen zijn voor de privacy van [appellant] doordat het dakterras op dezelfde hoogte ligt als de eerste verdieping van zijn woning, maar dat dit gevolgen zijn die in een stedelijke omgeving niet onaanvaardbaar zijn en verzacht kunnen worden door het aanbrengen van raambekleding.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vermeulen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025
700-1152
WETTELIJK KADER
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
[…]
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
[…]
2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
[…]
Besluit omgevingsrecht
Artikel 4
[…]
4. een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;
[…]
Bestemmingsplan "Bosdrift 2013"
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
[…]
e. wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de verdieping;
[…]
5.2.1 ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
[…]
c. de diepte niet meer bedraagt dan 10,00 meter;
[…]