ECLI:NL:RVS:2025:3068
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf gemeenschapsonderdaan
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 september 2023 de aanvraag afgewezen. Hierop heeft de appellant bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 24 mei 2024 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 15 april 2025 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door M. Atmani, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De griffier heeft de appellant erop gewezen dat hij griffierecht moet betalen voor het hoger beroep en dat dit uiterlijk op 26 mei 2025 voldaan moest zijn. Omdat de appellant dit griffierecht niet heeft betaald, heeft de griffier hem op 2 juni 2025 laten weten dat het griffierecht uiterlijk op 16 juni 2025 op de rekening van de Raad van State moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. De appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen, ondanks het niet betalen van het griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uiteindelijk besloten dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 8 juli 2025.