ECLI:NL:RVS:2025:3043

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
202304155/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en uitstel van vertrek

Op 7 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 21 november 2022 de aanvraag van de appellant voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en geweigerd om hem uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank Den Haag had op 6 juni 2023 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, voor zover het de weigering van uitstel van vertrek betrof. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak.

De appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Meijerink, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad van State nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Boom, griffier.

Uitspraak

202304155/1/V3.
Datum uitspraak: 7 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 6 juni 2023 in zaak nr. NL22.25706 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en ambtshalve geweigerd hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen.
Bij uitspraak van 6 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover daarbij is geweigerd om [appellant] krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit neemt met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Meijerink, advocaat in Beilen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 5.1 en 5.2 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Boom, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2025
1058