ECLI:NL:RVS:2025:3043
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en uitstel van vertrek
Op 7 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 21 november 2022 de aanvraag van de appellant voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en geweigerd om hem uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank Den Haag had op 6 juni 2023 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, voor zover het de weigering van uitstel van vertrek betrof. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak.
De appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Meijerink, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad van State nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Boom, griffier.