ECLI:NL:RVS:2025:297

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
202300268/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraad mr. A. ten Veen in bestuursrechtelijke procedure

Op 29 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van [verzoeker] tegen staatsraad mr. A. ten Veen. Het verzoek om wraking werd ingediend op 17 januari 2025, naar aanleiding van de zitting op 16 januari 2025, waar [verzoeker] de indruk had dat de staatsraad vooringenomen was. [verzoeker] stelde dat hij niet de kans had gekregen om zijn volledige pleitnota voor te dragen, omdat een e-mail die onderdeel uitmaakte van deze pleitnota niet werd toegelaten tot het dossier. De staatsraad had deze e-mail geweigerd op grond van de goede procesorde. Tijdens de zitting voelde [verzoeker] zich ook onderbroken en niet gehoord, wat bijdroeg aan zijn gevoel van vooringenomenheid.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op zitting behandeld, waarbij [verzoeker] aanwezig was, maar de staatsraad niet. De Afdeling overwoog dat de schijn van vooringenomenheid niet was aangetoond. De procedurele beslissingen van de staatsraad, zoals het niet toelaten van de e-mail, werden niet als aanwijzingen voor vooringenomenheid beschouwd. De Afdeling benadrukte dat de staatsraad de taak heeft om de goede procesorde te bewaken en dat het aan de staatsraad is om te beslissen welke stukken in de beoordeling worden meegenomen.

Uiteindelijk concludeerde de Afdeling dat er geen gronden waren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. Het verzoek om wraking werd afgewezen, evenals het verzoek van [verzoeker] om vergoeding van kosten in verband met het wrakingsverzoek. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

202300268/2/R3.
Datum beslissing: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, ingekomen op 17 januari 2025, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. A. ten Veen (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van de zaak met nummer 202300268/1/R3.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op zitting behandeld op 24 januari 2025, waar [verzoeker] is verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Overwegingen
Grondslag voor verzoek om wraking
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Gronden voor verzoek om wraking
2.       [verzoeker] heeft aan zijn verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat, als gevolg van de door de staatsraad genomen procedurele beslissingen en de gang van zaken op de zitting van 16 januari 2025, de staatsraad bij hem de indruk heeft gewekt vooringenomen te zijn. [verzoeker] betoogt onder meer dat hem ten onrechte niet de gelegenheid is geboden om zijn volledige pleitnota voor te dragen. Een e-mail van 14 januari 2025 was onderdeel van deze pleitnota. De staatsraad had aangegeven dat de e-mail niet zou worden toegelaten tot het dossier vanwege strijd met de goede procesorde. Volgens [verzoeker] is hij ten onrechte door de staatsraad onderbroken toen hij de e-mail toch wilde voorlezen, omdat deze onderdeel van zijn pleitnota is.
2.1.    De schijn van vooringenomenheid en partijdigheid wordt volgens [verzoeker] bevestigd door het verdere handelen van de staatsraad op zitting. Zo klopte volgens [verzoeker] de samenvatting van de geschilpunten niet en werden daarom belangrijke punten onbesproken gelaten. Ook heeft de staatsraad ter zitting geen standpunt ingenomen over het betoog van [verzoeker] over het woonrecht van arbeidsmigranten. De staatsraad is tijdens de zitting ook niet meegegaan in het betoog van [verzoeker] over het gelijkheidsbeginsel. Door niet instemmend te reageren op deze betogen, maar een reactie te vragen aan het college van burgemeester en wethouders van Twenterand en deze reactie non-verbaal goed te keuren, heeft de staatsraad volgens [verzoeker] blijk gegeven van vooringenomenheid.
Procedurele beslissingen
3.       Op grond van artikel 8:15 van de Awb moet in een wrakingsprocedure worden onderzocht of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een rechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een belanghebbende bestaande vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid objectief is gerechtvaardigd.
3.1.    In de wrakingsprocedure wordt niet beoordeeld of procedurele beslissingen juist zijn. Daar is het middel van wraking niet voor bedoeld. Procedurele beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een verzoek om wraking als die beslissingen op zichzelf of in samenhang bezien, of in samenhang me het verdere handelen van de staatsraad, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor (de schijn van) vooringenomenheid van de staatsraad.
3.2.    Dat [verzoeker] tijdens het voordragen van zijn pleitnota niet de e-mail van 14 januari 2025 mocht voorlezen, levert geen aanwijzing op voor dergelijke (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid. Het bewaken van de goede procesorde behoort tot de taakuitoefening van de staatsraad en daarbij past dat hij actief onderzoekt of een zinvolle bespreking van stukken op de zitting kan plaatsvinden. Dit geldt ook als een stuk onderdeel is van de pleitnota. Uit het feit dat de staatsraad de beslissing heeft genomen om de e-mail niet bij de behandeling van het dossier te betrekken, wat daar ook van zij, kan daarom geen vooringenomenheid worden afgeleid. Het is immers aan de staatsraad om te beslissen of laat ingediende stukken, gelet op het beginsel van een goede procesorde, mee kunnen worden genomen in de beoordeling van het geschil en om dit eventueel op de zitting met partijen te bespreken.
3.3.    Ook het handelen van de staatsraad op zitting, levert geen zwaarwegende aanwijzing op voor de schijn van vooringenomenheid of partijdigheid. Dat de staatsraad het geschil te beperkt heeft samengevat en tijdens de inhoudelijke behandeling zou hebben laten blijken op de hand van de gemeente te zijn, is een subjectief oordeel van [verzoeker]. Zonder concrete aanvullende aanknopingspunten kan dit subjectieve gevoel echter niet tot het oordeel leiden dat de vrees voor vooringenomenheid gerechtvaardigd is. [verzoeker] heeft geen objectieve feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat sprake van vooringenomenheid of partijdigheid is.
3.4.    Dat de staatsraad op zitting niet inhoudelijk heeft ingestemd met, onder meer, een betoog van [verzoeker] over het door het college gemaakte onderscheid tussen arbeidsmigranten en Oekraïners, geldt niet als zo’n objectief feit waaruit vooringenomenheid blijkt. Zoals op de zitting van de wrakingskamer ook is toegelicht, volgt het oordeel van een staatsraad over standpunten die door partijen naar voren zijn gebracht uit de uitspraak. Bij de inhoudelijke behandeling op zitting kan een staatsraad niet alvast vooruitlopen op het eindoordeel. Niet alleen kan dit tegenover alle betrokken procespartijen de schijn wekken dat de staatsraad zijn oordeel al gevormd heeft, maar daarmee ontneemt de staatraad zichzelf ook de ruimte om zich in raadkamer een oordeel te vormen op basis van de stukken en wat er aanvullend op de zitting is besproken. Van de staatsraad kon daarom niet worden verwacht dat hij, op verzoek, tijdens de zitting de betogen van [verzoeker] zou bevestigen.
Proces-verbaal is een zakelijke weergave
4.       Tijdens de behandeling van zijn wrakingsverzoek op de zitting van de wrakingskamer heeft [verzoeker] nog aangegeven dat het proces-verbaal van het verhandelde op de zitting van de bodemzaak afwijkt van hoe hij die zitting heeft ervaren. De Afdeling overweegt dat in beginsel wordt uitgegaan van de juistheid van wat door een griffier in een proces-verbaal is vastgelegd. Alleen als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het proces-verbaal geen juiste weergave is van het verhandelde op de zitting, kan daarvan worden afgeweken. In wat [verzoeker] heeft aangevoerd ziet de Afdeling hier geen aanleiding voor. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het proces-verbaal van de zitting geen woordelijk verslag van het verhandelde op die zitting is, maar een zakelijke weergave daarvan.
Inhoudelijke aspecten worden niet beoordeeld door de wrakingskamer
5.       [verzoeker] heeft in zijn wrakingsverzoek en op zitting diverse inhoudelijke aspecten van zijn procedure bij de Afdeling aan de orde gesteld. Zoals ook tijdens de zitting is aangegeven, beperkt de opdracht van de wrakingskamer zich tot de beoordeling of de handelingen van de staatsraad blijk geven van vooringenomenheid en mag in dat verband alleen de vraag beantwoorden of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Dit is in de kern de wettelijke norm die is opgenomen in artikel 8:15 van de Awb. Aan de behandeling van de betogen van [verzoeker] die betrekking hebben op de inhoud van zijn zaak, komt de wrakingskamer daarom niet toe.
Conclusie
6.       Gelet op het voorgaande bestaan geen gronden voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking wordt afgewezen. Het verzoek van [verzoeker] om vergoeding van zijn kosten in verband met zijn wrakingsverzoek, wordt daarom ook afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Huizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025
987