ECLI:NL:RVS:2025:2937

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
202502180/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de masterscriptie van een student Rechtsgeleerdheid door het college van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de masterscriptie van [appellant], die de masteropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden volgt. De scriptie is beoordeeld door twee examinatoren, waarbij de eerste examinator een cijfer van 8,0 heeft gegeven en de tweede examinator een cijfer binnen de range van 6,5 tot 7,5. Uiteindelijk is er een gezamenlijk eindoordeel van 7,5 vastgesteld. [appellant] heeft tegen deze beoordeling administratief beroep ingesteld bij het college van beroep voor de examens (CBE), dat zijn beroep ongegrond heeft verklaard. [appellant] stelt dat de beoordeling onzorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd, en dat de docentenhandleiding niet als juridisch document kan worden aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202502180/1/A2.
Datum uitspraak: 2 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 28 oktober 2024 hebben de examinatoren de masterscriptie van [appellant] beoordeeld met een 7,5.
Bij beslissing van 12 maart 2025 heeft het CBE het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 mei 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat in Den Haag, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. M. den Besten en mr. J. Robbe, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [appellant] volgt de masteropleiding Rechtsgeleerdheid, specialisatie staats- en bestuursrecht, aan de universiteit Leiden (hierna: de masteropleiding). Ter afronding van de masteropleiding heeft hij een scriptie geschreven.
3.       De scriptie wordt door twee examinatoren beoordeeld. De eerste examinator is de begeleider van het scriptietraject. De tweede examinator is een zogenoemde tweede lezer. Deze is niet betrokken bij het begeleiden van de scriptie. De eerste examinator heeft de scriptie beoordeeld met het cijfer 8,0. De tweede examinator heeft de scriptie beoordeeld met een cijfer binnen de range 6,5 - 7,5. De examinatoren zijn uiteindelijk in hun gezamenlijk eindoordeel tot het cijfer 7,5 gekomen. De eerste examinator heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de gedegen en zorgvuldige argumentatie van de tweede examinator waarom een 7,5 wat hem betreft het absolute maximum is. Hierbij heeft de eerste examinator met name de onzelfstandige wijze waarop de scriptie tot stand is gekomen laten meewegen.
Beslissing van het CBE
4.       Het CBE heeft het standpunt ingenomen dat de beoordeling van de scriptie op de juiste wijze tot stand is gekomen. Uit artikel 4.10.8 van de Regels en richtlijnen tentamens en examens van de examencommissie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (hierna: de R&R) volgt dat de examinatoren bij de beoordeling van de scriptie de handleiding in acht nemen. Hierbij verwijst de R&R volgens het CBE naar de docentenhandleiding, die is gepubliceerd op de facultaire webpagina Toetsen en beoordelen en waarnaar ook wordt verwezen in de studiegids. Artikel 3.3.6 van de docentenhandleiding bepaalt vervolgens dat de twee examinatoren onafhankelijk van elkaar een oordeel geven, waarbij de tweede examinator een cijfer geeft met een marge van een half punt naar boven en naar beneden. Hierbij komt aan beide onafhankelijke beoordelingen evenveel gewicht toe. Komen de gegeven cijfers niet overeen, dan komen zij in onderling overleg tot één cijfer. In het geval van [appellant] heeft deze procedure geleid tot het eindcijfer 7,5. Het CBE heeft verder niet het betoog van [appellant] gevolgd dat de overschrijding van de toegestane lengte van de scriptie door de tweede examinator in zijn nadeel is meegewogen.
5.       Het CBE heeft over de vooringenomenheid van de tweede examinator gesteld dat de opmerking die hij heeft gemaakt tijdens het schikkingsgesprek moet worden gezien in de context van de omvang van de motivering van zijn beoordeling. Hierbij is niet gebleken dat de reputatie van [appellant] is meegewogen in de vaststelling van zijn oordeel over de scriptie.
6.       Het CBE heeft tot slot geconcludeerd dat de eerste examinator deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het criterium ‘zelfstandigheid’, dat alleen door de eerste examinator wordt beoordeeld, is beoordeeld met ‘zwak’. Niet kan worden verwacht dat de beoordeling ter adstructie daarvan een verslag toevoegt van delen van gesprekken uit het begeleidingstraject.
Beroep
7.       [appellant] betoogt dat het CBE heeft miskend dat de beoordeling van de scriptie onzorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd. De docentenhandleiding kan niet als een document met enige juridische status worden aangemerkt. Die handleiding is niet gepubliceerd en niet openbaar toegankelijk voor studenten. Verder is de Studiegids 2024-2025 op dit punt tijdens de beroepsprocedure aangepast; in eerdere versies werd verwezen naar de facultaire scriptiehandleiding.
8.       Voor zover de docentenhandleiding wel van toepassing is, heeft het CBE volgens [appellant] niet onderkend dat de tweede examinator heeft bedoeld een 7,5 toe te kennen, waarbij de cijferrange tussen de 7,0 en 8,0 ligt. Daarnaast was de tweede beoordelaar vooringenomen bij zijn beoordeling van de scriptie.
9.       [appellant] betoogt verder dat de beoordeling van het criterium zelfstandigheid onjuist is meegewogen in de eindbeoordeling. De eerste examinator heeft zich bij de eindbeoordeling van dat criterium (ook) laten leiden door de tweede examinator, terwijl alleen de eerste examinator het criterium zelfstandigheid bij zijn beoordeling mag betrekken, wat hij overigens ook al heeft gedaan bij zijn eerste beoordeling van de scriptie.
Beoordeling van het beroep
10.     In artikel 3.3.2 van het Onderwijs- en Examenreglement masteropleiding Rechtsgeleerdheid 2024-2025 (hierna: de OER) wordt met betrekking tot de omvang, studielast en normen van de masterscriptie verwezen naar de Studiegids. In de Studiegids staat vervolgens onder ‘Toetsing’ dat twee examinatoren de scriptie onafhankelijk van elkaar beoordelen. Voor meer informatie betreffende de scriptie wordt verwezen naar de R&R en de facultaire scriptiehandleiding. In de R&R staat onder 4.10.8 en 4.10.9 dat de examinatoren de voor de betreffende opleiding geldende scriptiehandleiding in acht nemen. Die beoordeling wordt uitgedrukt in hele of halve cijfers. In geschil is of met ‘scriptiehandleiding’ wordt gedoeld op de docentenhandleiding of de facultaire scriptiehandleiding.
10.1.  In de facultaire scriptiehandleiding staat over de vaststelling van het cijfer van de scriptie onder 2.5.3 dat de scriptiebegeleider en de tweede examinator het eindcijfer in overleg vaststellen. Daartoe vullen beide examinatoren een beoordelingsformulier in, waarbij alleen de eerste examinator het criterium zelfstandigheid beoordeelt.
10.2.  In de docentenhandleiding staat onder 3.3.5 en 3.3.6, samengevat weergegeven, dat beide examinatoren ieder onafhankelijk van elkaar een cijfer toekennen aan de scriptie, waarbij ieder gebruik maakt van een eigen beoordelingsformulier. De tweede lezer geeft een cijfer met een marge van een half punt naar boven en naar beneden. Komen de cijfers van de examinatoren niet overeen, dan komen zij in onderling overleg tot één eindcijfer. Daarover geven zij gezamenlijk een korte motivering. De afdelingsvoorzitter wordt geraadpleegd als de examinatoren het niet eens worden over het eindcijfer.
10.3.  Uit het voorgaande volgt dat zowel artikel 3.3.6 van de docentenhandleiding, als artikel 2.5.3 van de facultaire scriptiehandleiding voorschrijft dat beide examinatoren een beoordelingsformulier invullen, dat alleen de eerste examinator de scriptie beoordeelt aan het criterium zelfstandigheid en dat het eindcijfer in onderling overleg tussen de examinatoren wordt vastgesteld. De Afdeling zal daarom beoordelen of het eindcijfer van de scriptie volgens deze procedure tot stand is gekomen.
10.4.  De Afdeling stelt vast dat de eerste examinator de scriptie, aan de hand van een beoordelingsformulier, in eerste lezing onafhankelijk heeft beoordeeld met een 8,0. Hierbij heeft de eerste examinator het criterium zelfstandigheid beoordeeld met zwak. In het beoordelingsformulier van de tweede examinator staat dat hij de scriptie heeft beoordeeld binnen de range 6,5 - 7,5, waarbij hij de scriptie maximaal het cijfer 7,5 toekent. [appellant] wordt daarom niet gevolgd in zijn betoog dat de tweede examinator heeft bedoeld de scriptie te beoordelen met een 7,5, waarbij de range binnen 7,0 - 8,0 is. Het betoog slaagt in zoverre niet.
10.5.  Het betoog van [appellant] dat het CBE niet heeft onderkend dat het criterium zelfstandigheid onjuist is meegewogen bij zijn beoordeling slaagt evenmin. Vaststaat dat beide examinatoren ieder de scriptie met een ander cijfer hebben beoordeeld. De examinatoren hebben daarom onderling overleg gevoerd om het eindcijfer van de scriptie vast te stellen. Dit heeft geleid tot een gezamenlijk eindoordeel van de scriptie, waarbij het cijfer 7,5 is toegekend. Er zijn hierbij geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de tweede examinator ten onrechte het criterium zelfstandigheid bij zijn beoordeling heeft betrokken of dat de eerste examinator dat criterium twee keer heeft meegewogen. Uit de beoordelingsformulieren volgt dat alleen de eerste examinator dat criterium heeft beoordeeld. [appellant] heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die het oordeel dragen dat de tweede examinator bij zijn beoordeling van de scriptie vooringenomen was. Nu geen van de voorschriften van procedurele aard die bij of krachtens de Awb, de WHW of enige andere wet in formele zin zijn gesteld zich tegen deze wijze van beoordelen van de scriptie verzetten, hebben de examinatoren tot het aan [appellant] toegekende eindcijfer van de scriptie mogen komen. Het CBE heeft dus terecht het standpunt ingenomen dat de beoordeling van de scriptie zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd.
Conclusie
11.     Het beroep is ongegrond.
12.     Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.T.J. van de Voort, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Voort
Griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025
1062
BIJLAGE - JURIDISCH KADER
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.12b
1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden:
[…].
b. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen,
[…].
3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid, en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie kan onder door haar te stellen voorwaarden bepalen dat niet ieder tentamen met goed gevolg afgelegd hoeft te zijn om vast te stellen dat het examen met goed gevolg is afgelegd.
Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Rechtsgeleerdheid 2024-2025
Artikel 3.3
[…].
3.3.2 In de Studiegids staan omvang en studielast van de scriptie/het eindwerkstuk/het afstudeerverslag/het eindwerk van een opleiding beschreven; daarbij zijn de normen vermeld waaraan de scriptie/het eindwerkstuk/het afstudeerverslag/het eindwerk van een opleiding
moet voldoen. (Vgl. artikel 6.3).
Regels en richtlijnen tentamens en examens van de examencommissie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid betreffende de masteropleiding
Artikel 4.10
[…].
4.10.8 Bij de beoordeling van de scriptie nemen de examinatoren de voor de betreffende opleiding geldende scriptiehandleiding in acht.
4.10.9 In afwijking van artikel 4.10.2 wordt de beoordeling van de scriptie uitgedrukt in hele of halve cijfers, behoudens indien het cijfer tussen de 5 en de 6 ligt.