ECLI:NL:RVS:2025:2929

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
202502124/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 17 maart 2025 de beroepen van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 21 december 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was een verzoek om opheffing van een inreisverbod afgewezen. De staatssecretaris verklaarde op 20 februari 2023 de bezwaren van de appellant tegen deze besluiten ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en bevestigde de afwijzing van de aanvragen van de appellant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.

Uitspraak

202502124/1/V2.
Datum uitspraak: 2 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2025 in zaken nrs. NL23.5734 en NL23.6003 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 21 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en een verzoek van appellant om opheffing van het tegen hem uitgevaardigde inreisverbod, afgewezen.
Bij besluiten van 20 februari 2023 heeft de staatssecretaris de daartegen door appellant gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 maart 2025 heeft de rechtbank de daartegen door appellant ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat in Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt ten aanzien van de eerste grief de motivering onder 7 tot en met 7.1.2 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025
551-1155