ECLI:NL:RVS:2025:2929
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning en inreisverbod
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 17 maart 2025 de beroepen van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 21 december 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was een verzoek om opheffing van een inreisverbod afgewezen. De staatssecretaris verklaarde op 20 februari 2023 de bezwaren van de appellant tegen deze besluiten ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en bevestigde de afwijzing van de aanvragen van de appellant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.