ECLI:NL:RVS:2025:2898

Raad van State

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
202503209/1/V2 en 202503209/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 10 oktober 2024 een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 12 mei 2025 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.R. van de Water, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 19 mei 2025, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum bij de Raad van State binnengekomen. De appellant heeft geen toelichting gegeven waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.

Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juni 2025.

Uitspraak

202503209/1/V2 en 202503209/2/V2.
Datum uitspraak: 30 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 12 mei 2025 in zaak nr. NL24.43385 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 12 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. P.R. van de Water, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 19 mei 2025. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. Appellant heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid nader toe te lichten waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Toonen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025
979