ECLI:NL:RVS:2025:2898
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 10 oktober 2024 een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 12 mei 2025 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.R. van de Water, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 19 mei 2025, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum bij de Raad van State binnengekomen. De appellant heeft geen toelichting gegeven waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juni 2025.