ECLI:NL:RVS:2025:2893
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 17 februari 2025 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde het daartegen door appellant ingestelde beroep op 13 juni 2025 ongegrond. Hierop heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.W. IJland, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.