ECLI:NL:RVS:2025:2808
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van appellant, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door de minister van Asiel en Migratie bij besluit van 17 oktober 2024, dat was aangevuld bij een besluit van 15 januari 2025. De rechtbank Den Haag had op 4 juni 2025 het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. F. Aziz Maleki-Khodajoo, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.