ECLI:NL:RVS:2025:2790

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
BRS.25.000683
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag

Op 12 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor betrokkenen afgewezen. Hiertegen hebben betrokkenen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 12 september 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens hebben betrokkenen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 13 mei 2025 het beroep gegrond verklaarde, het besluit van de staatssecretaris vernietigde en de minister opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 juni 2025 beslist dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van zowel de minister als de betrokkenen in overweging genomen en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.000683
Datum uitspraak: 25 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 13 mei 2025 in zaak nr. NL23.31942 in het geding tussen:
[betrokkene A], [betrokkene B], [betrokkene C] en [betrokkene D]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om betrokkenen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 12 september 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkenen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkenen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkenen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.        Gelet op de belangen die de minister en betrokkenen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Den Heyer
voorzieningenrechter
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025
977