ECLI:NL:RVS:2025:2779
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 13 mei 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De minister van Asiel en Migratie had op 5 maart 2025 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de appellant, die in deze procedure als vreemdeling wordt aangeduid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling heeft ook geen reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 juni 2025.