ECLI:NL:RVS:2025:2709
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 18 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De zaak betreft een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die op 12 oktober 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Echter, op 15 augustus 2024 verklaarde de minister van Asiel en Migratie het bezwaar van de appellant tegen deze beslissing niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft op 11 april 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door mr. R. Aboukir, advocaat in Utrecht.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.