ECLI:NL:RVS:2025:2686

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
15 juni 2025
Zaaknummer
202502390/3/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen beslissing College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool van Amsterdam

In deze zaak heeft de verzoekster de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van een beroep tegen de beslissing van het College van Beroep voor de Examens (CBE) van de Hogeschool van Amsterdam, genomen op 24 april 2025. De verzoekster, vertegenwoordigd door C.J.A. van Vliet, heeft haar verzoek ingediend met het oog op de gevolgen van de beslissing van het CBE. Het CBE heeft in reactie hierop een verweerschrift ingediend. De zitting vond plaats op 8 mei 2025, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De voorzieningenrechter heeft op 18 juni 2025 uitspraak gedaan. In een eerdere uitspraak, ECLI:NL:RVS:2025:2685, is het beroep van de verzoekster tegen de beslissing van het CBE ongegrond verklaard. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is bepaald dat het CBE geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en is vastgesteld door de voorzieningenrechter, mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Rijsdijk.

Uitspraak

202502390/3/A2.
Datum uitspraak: 18 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster],
verzoekster,
en
het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: CBE).
Procesverloop
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen hangende het beroep tegen de beslissing van het CBE van 24 april 2025.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 mei 2025, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door C.J.A van Vliet, rechtsbijstandverlener te Markelo, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. O. Jungst, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2025:2685, heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] tegen de beslissing van het CBE van 24 april 2025 ongegrond verklaard. Gelet hierop wordt het verzoek afgewezen.
2.       Het CBE hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025
705-1160