ECLI:NL:RVS:2025:2682
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verzoekers en minister van Asiel en Migratie
Op 13 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een voorlopige voorziening vroegen. De zaak betreft de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 mei 2024. De verzoekers hebben tegen deze afwijzing hoger beroep ingesteld, nadat de rechtbank Den Haag op 27 mei 2025 het beroep van verzoeker 1 gegrond verklaarde en de besluiten van 1 mei 2024 en 20 november 2024 vernietigde, maar het beroep van verzoeker 2 ongegrond verklaarde.
De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat verzoeker 2 niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij opvang en verstrekkingen zou krijgen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. Daarom werd er een voorlopige voorziening getroffen. De voorzieningenrechter bepaalde dat verzoeker 2 niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekers, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielzaken in acht moet worden genomen, vooral wanneer het gaat om de rechten van minderjarige kinderen en de noodzaak van opvang en ondersteuning tijdens juridische procedures.