ECLI:NL:RVS:2025:2670

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
202501411/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie

Op 12 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag was op 9 december 2024 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 3 maart 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft de minister laten weten dat de appellant met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is. De gemachtigde van de appellant heeft geen informatie verstrekt over het contact met de appellant, wat de Afdeling deed concluderen dat de appellant geen bescherming in Nederland meer zoekt. Hierdoor heeft de Afdeling geoordeeld dat de appellant geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. Het hoger beroep is derhalve niet-ontvankelijk verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202501411/1/V1.
Datum uitspraak: 12 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 3 maart 2025 in zaak nr. NL24.50282 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling laten weten dat appellant met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van appellant heeft, hoewel de Afdeling hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, niet laten weten dat hij nog contact met haar heeft. Daaruit leidt de Afdeling af dat appellant niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft appellant geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2025
977