202304036/1/A3.
Datum uitspraak: 11 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Liessel, gemeente Deurne,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 mei 2023 in zaak nr. 22/2105 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2022 heeft het college het verzoek van [appellante], om de nummeraanduiding [nummeraanduiding 1] toe te wijzen aan een object op haar perceel aan de Hazeldonksedreef te Liessel, afgewezen.
Bij besluit van 2 augustus 2022 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 mei 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2025, waar [appellante], bijgestaan door mr. E. Smits, advocaat in Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.E.H.G. Paping-Driessen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Tot 5 januari 2010 had het perceel van [appellante] aan de Hazeldonksedreef te Liessel de nummeraanduidingen [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 1], voor respectievelijk de woning van [appellante] en de daarbij gelegen noodwoning. Bij besluit van 5 januari 2010 (het algemeen nummerbesluit) heeft het college een aantal nummeraanduidingen binnen de gemeente aangepast. Het college heeft daarbij nummeraanduiding [nummeraanduiding 1] toegekend aan het naastgelegen buurperceel. Zodoende resteerde nummeraanduiding [nummeraanduiding 1] voor het perceel van [appellante]. Op 12 augustus 2021 heeft [appellante] een verzoek tot aanpassing van de nummeraanduiding ingediend. Het verzoek zag op het terugbrengen van de huisnummeraanduiding [nummeraanduiding 1] aan het een object op het perceel van [appellante], zoals dat in het verleden is geweest.
Besluitvorming college
2. Het college heeft het verzoek van [appellante] om aan het perceel een tweede huisnummer toe te kennen afgewezen, omdat de op het perceel gelegen noodwoning en bed & breakfast niet als een verblijfsobject in de zin van artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: Wet bag) kunnen worden aangemerkt. De op het perceel gelegen noodwoning is geen verblijfsobject. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9607 is volgens het college namelijk vast komen te staan dat de noodwoning aan het hoofdgebouw is toegevoegd. Verder is het bijgebouw, dat wordt gebruikt als deel van een bed & breakfast, volgens het college evenmin aan te merken als een verblijfsobject. De bed & breakfast bestaat uit twee kamers. Een kamer is gelegen in het hoofdgebouw, de andere kamer heeft een eigen badkamer en bevindt zich in het bijgebouw. Volgens het college voldoet het deel van de bed & breakfast in het bijgebouw niet aan de wettelijke afbakeningscriteria voor het zijn van een verblijfsobject. De bed & breakfast beschikt namelijk niet over eigen voorzieningen, zijnde een keuken, douche en toilet. Ook is de bed & breakfast niet via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte bereikbaar en is het daarmee in functioneel opzicht niet zelfstandig. Dit maakt dat de bed & breakfast ondersteunend is aan de woning [perceel], van waaruit de bed & breakfast wordt gevoerd. Zodoende kwalificeert de bed & breakfast niet als een verblijfsobject in de zin van de Wet bag en hoeft er geen aparte nummeraanduiding aan dit bijgebouw toe te worden gekend, aldus het college. Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft het door [appellante] tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe het volgende overwogen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op goede gronden geconcludeerd dat het verzoek van [appellante] geen aanleiding geeft om de basisregistratie te wijzigen. Bij het algemeen huisnummerbesluit is de nummeraanduiding [nummeraanduiding 1] toegewezen aan het buurperceel. [appellante] heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit, zodat dit besluit onherroepelijk is geworden. Daaruit volgt dat de nummeraanduiding [nummeraanduiding 1] sindsdien rechtmatig bij het buurperceel hoort. Deze feitelijke situatie is administratief correct in de basisadministratie verwerkt. Dat [appellante] het hier niet mee eens is, verandert niets aan de feitelijke situatie.
Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat zowel de noodwoning als de bed & breakfast niet functioneel zelfstandig zijn, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder m, van de Wet bag. Met de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2010 is vast komen te staan dat de noodwoning niet functioneel zelfstandig was en niet is gebleken dat de aard van de noodwoning sindsdien wezenlijk is veranderd. Verder voldoet de bed & breakfast niet aan de criteria voor het zijn van een verblijfsobject, omdat het bijgebouw niet zelfstandig beschikt over de noodzakelijke elementen voor bewoning. Zo is niet in geschil dat het bijgebouw niet over een eigen keuken beschikt. Alleen al daarom is het bijgebouw niet functioneel zelfstandig. Daarbij zijn de logiesmogelijkheden verdeeld over het hoofdgebouw en het bijgebouw, waardoor deze gebouwen een directe ruimtelijke relatie hebben en voor de functie van bed & breakfast onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Daarom heeft het college naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden bepaald dat op het perceel van [appellante] maar een verblijfsobject aanwezig is en terecht een tweede nummeraanduiding geweigerd.
Beoordeling hoger beroep
4. In hoger beroep heeft [appellante] haar gronden in beroep in grote lijnen herhaald. Daarbij heeft zij geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel de rechtbank, en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. Dit betekent dat het college het verzoek van [appellante], om de nummeraanduiding [nummeraanduiding 1] toe te wijzen aan een object op haar perceel aan de Hazeldonksedreef te Liessel, terecht heeft afgewezen. Daaraan wordt nog het volgende toegevoegd.
5. [appellante] is het in de kern niet eens met het algemeen nummerbesluit van 5 januari 2010, waarbij nummeraanduiding [nummeraanduiding 1] is toegewezen aan het buurperceel. Maar dit algemeen nummerbesluit staat in rechte vast en ligt in deze procedure verder niet ter beoordeling voor.
6. Verder heeft [appellante] in hoger beroep de feitelijke situatie zoals de rechtbank die heeft vastgesteld (zie hiervoor onder 3) bevestigd. Zodoende is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de noodwoning noch de bed & breakfast functioneel zelfstandig zijn, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder m, van de Wet bag. Tegen die achtergrond is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat het perceel van [appellante] niet in aanmerking komt voor een tweede nummeraanduiding.
Conclusie
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak;
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.M. Jacquemijns, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Jacquemijns
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025