202404806/1/R2.
Datum uitspraak: 11 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Roosendaal,
2. [appellant sub 2], wonend in Roosendaal,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Norbartlaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 14 april 2025, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. M. Beukema-Veldkamp, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, [appellant sub 2], ook bijgestaan door mr. M. Beukema-Veldkamp, en de raad, vertegenwoordigd door ing. M.J. Volbeda, bijgestaan door mr. T.E.P.H. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Ook is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], ook bijgestaan door mr. T.E.P.H. Lam, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 18 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plangebied ligt aan de Norbartlaan, ten zuiden van het centrum van Roosendaal. Op dit moment ligt het plangebied braak. Er heeft zich een initiatiefnemer gemeld bij de gemeente met plannen om daar twee appartementencomplexen met in totaal 70 woningen te realiseren. De raad heeft het bestreden bestemmingsplan vastgesteld om dit initiatief mogelijk te maken.
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen naast het plangebied. Zij kunnen zich om verschillende redenen niet vinden in het bestemmingsplan. Zij hebben afzonderlijk van elkaar beroep ingesteld, maar met dezelfde beroepsgronden. Daarom worden de beroepen hierna samen besproken.
4. De Afdeling zal in deze uitspraak regelmatig verwijzen naar wet- en regelgeving. Deze wet- en regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Toetsingskader
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
De beroepsgronden
Nieuwe beroepsgronden
6. In het nadere stuk van 1 april 2025 heeft [appellant sub 1] gronden aangevoerd over de verrichte parkeeronderzoeken, de vrees voor parkeeroverlast en privacy. Deze gronden heeft [appellant sub 1] niet in het beroepschrift aangevoerd.
6.1. Op deze procedure is de Chw van toepassing. Dat staat niet in de bekendmaking van het besluit van 5 juni 2024 of in het besluit van 5 juni 2024 zelf. Aan [appellant sub 1] kan daarom niet worden tegengeworpen dat in artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Maar de mogelijkheid nieuwe gronden naar voren te brengen, wordt ook begrensd door de goede procesorde. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 1] de gronden uit het nadere stuk van 1 april 2025 zodanig laat in de procedure naar voren gebracht, dat de raad daarop onvoldoende heeft kunnen reageren. Daarom laat de Afdeling deze gronden wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.
Strijd met het rechtszekerheidsbeginsel
Bijbehorend bouwwerk
7. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat artikel 5.2.3, onder a, van de planregels in strijd is met de rechtszekerheid. Op grond van dat artikel mogen namelijk bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd. Maar de gronden die op de verbeelding van het plan de bestemming "Wonen" hebben gekregen, liggen op de verbeelding ook alle binnen één groot bouwvlak. Dat betekent volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat bij de woningen horende bouwwerken op gronden met de bestemming "Groen" of "Verkeer" mogen worden gebouwd. Dat is in strijd met de rechtszekerheid en rechtens onjuist.
7.1. De Afdeling stelt vast dat artikel 5.2.3, aanhef en onder a van de planregels, alleen geldt voor de gronden waaraan op de verbeelding van het plan de bestemming "Wonen-4" is gegeven. Het klopt dat op de verbeelding van het plan de grenzen van het bouwvlak gelijk zijn aan de grenzen van de bestemming. Anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen, betekent dat niet dat artikel 5.2.3 het mogelijk maakt op gronden met een andere bestemming dan "Wonen-4" te bouwen. Het betekent slechts dat de zinsnede "en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan" in dit geval geen meerwaarde heeft voor het artikel. De Afdeling ziet daarin geen gebrek in het plan, omdat het bij eventuele bouwplannen geen problemen oplevert. Het plan maakt het niet mogelijk bijbehorende bouwwerken te bouwen op locaties waar dat niet bedoeld is.
Het betoog slaagt niet.
Afwijken parkeernorm
8. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat artikel 5.4.1 van de planregels in strijd is met de rechtszekerheid. In sub a staan begrippen als "openbaar gebied" en "onevenredig", die onvoldoende bepaald zijn. In sub b is niet duidelijk wat bedoeld wordt met "bijzondere omstandigheden" en "stuiten op overwegende bezwaren". Sub c is inhoudelijk tegenstrijdig met de bedoeling van artikel 5.4.1 van de planregels. Het artikel is namelijk bedoeld om te mogen afwijken van de parkeernormen, maar sub c ziet op andere wijze voorzien in de benodigde parkeer- of stallingsruimte. Op andere wijze voorzien duidt op voldoen aan de parkeernormen.
8.1. De raad heeft toegelicht dat in artikel 5.4.1 van de planregels een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen zodat het mogelijk is af te wijken van artikel 5.2.5 van de planregels. Bij het gebruik maken van een dergelijke afwijkingsbevoegdheid vindt een nadere planologische afweging plaats. Het kader om deze afweging te maken wordt volgens de raad gevormd door het gemeentelijk beleid, zoals neergelegd in de Nota parkeernormen. In deze Nota wordt volgens de raad een helder kader geschapen hoe de in artikel 5.4.1 van de planregels opgenomen voorwaarden beoordeeld moeten worden. De raad stelt dat sprake is van een helder toetsingskader.
8.2. De raad heeft beoogd dat de bij de invulling van de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] genoemde begrippen aan de Nota parkeernormen wordt getoetst. Maar dat is niet geregeld in artikel 5.4.1 van de planregels. Daardoor heeft de raad niet geregeld wat hij heeft beoogd te regelen. Het plan is in zoverre in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel vastgesteld.
Het betoog slaagt.
Bestemming "Groen"
9. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan meer mogelijk maakt op de gronden met de bestemming "Groen" dan wat passend is voor deze bestemming. Het plan maakt namelijk parkeervoorzieningen mogelijk en diverse bouwwerken met een maximale oppervlakte van 25 m² en een maximale bouwhoogte van 5 m. Het aantal bouwwerken dat mag worden gebouwd, is ongelimiteerd.
9.1. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten om de planregels die gelden voor de gronden met de bestemming "Groen" gebrekkig te achten. Dat in artikel 3.1 is bepaald dat de voor "Groen" aangewezen gronden onder meer zijn bestemd voor parkeervoorzieningen, is daarvoor onvoldoende. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben gewezen op de mogelijkheid bouwwerken te bouwen met een maximale oppervlakte van 25 m² en een maximale bouwhoogte van 5 m, merkt de Afdeling op dat in artikel 3.2.2 van de planregels is geregeld dat dit bouwwerken moeten zijn ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat de vrees van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] werkelijkheid wordt en dat de gronden met de bestemming "Groen" volledig vol worden gebouwd met dergelijke bouwwerken.
Het betoog slaagt niet.
Bestemming "Verkeer"
10. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan ook op de gronden met de bestemming "Verkeer" meer mogelijk maakt dan passend is bij de bestemming. Zo mogen er bijvoorbeeld speelvoorzieningen worden gerealiseerd, is allerlei groen toegestaan en mag er straatmeubilair komen. Daarnaast geldt ook binnen deze bestemming dat het aantal bouwwerken met een maximale oppervlakte van 25 m² en een maximale bouwhoogte van 5 m niet is gelimiteerd.
10.1. De Afdeling ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de planregels die gelden voor de bestemming "Verkeer" dusdanig ruim zijn dat het plan geen stand kan houden. Dat in artikel 4.1 is bepaald dat de gronden met de bestemming "Verkeer" onder meer zijn bestemd voor groenvoorzieningen en straatmeubilair, is daarvoor onvoldoende. Verder geldt ook voor deze bestemming dat de bouwwerken waarnaar [appellant sub 1] en [appellant sub 2] verwijzen, op grond van artikel 4.2.2 van de planregels alleen bouwwerken mogen betreffen ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband. Net als bij de bestemming "Groen", acht de Afdeling het niet aannemelijk dat de gronden met de bestemming "Verkeer" met dergelijke bouwwerken zullen worden volgebouwd.
Het betoog slaagt niet.
Bomen
11. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat een deel van het plangebied en een aantal van de bomen die voor het plan moeten worden gekapt in de Hoofdgroenstructuur 2016 liggen.
11.1. De raad heeft toegelicht dat het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bedoelde document "Hoofdgroenstructuur 2016" geen beleidsdocument is dat is opgesteld om te gebruiken voor ruimtelijke afwegingen. Het document is opgesteld om te gebruiken bij de verkoop van plantsoengrond van de gemeente. De gronden in het plangebied zijn echter al verkocht voordat de Hoofdgroenstructuur 2016 werd vastgesteld. Daarom heeft de Hoofdgroenstructuur 2016 verder geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Gelet op deze toelichting van de raad, die [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet gemotiveerd hebben bestreden, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het vaststellen van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met de Hoofdgroenstructuur 2016.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
12. De beroepen zijn gegrond. Het besluit moet voor zover het artikel 5.4.1 van de planregels betreft, worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
13. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en het beroep van [appellant sub 2] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Roosendaal van 5 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Norbartlaan", voor zover het artikel 5.4.1 van de planregels betreft;
III. draagt de raad van de gemeente Roosendaal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Roosendaal tot vergoeding van de bij [appellant sub 1] en [appellant sub 2] opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
V. gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal het door [appellant sub 1] betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal het door [appellant sub 2] betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025
952
BIJLAGE
Crisis- en Herstelwet
Artikel 1.6a:
"Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd."
Regels van het bestemmingsplan "Norbartlaan"
Artikel 3.1:
"De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. beplantingen;
b. bermen;
c. speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
d. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, wegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en bergbezinkbassins;
e. watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers."
Artikel 3.2.1:
"Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:
a. bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
b. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;
c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 3.2.2:
"Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband, gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m²;
d. de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen."
Artikel 5.2.3:
"Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
a. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
(…)."
Artikel 5.2.5 luidt:
"Bij de bouw van de woningen dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming. Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals deze van kracht is op het moment dat een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend."
Artikel 5.4.1:
"Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 mits en onder voorwaarden dat:
a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
b. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
of
c. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien."