ECLI:NL:RVS:2025:263

Raad van State

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
202407379/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking van gegevens op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door de korpschef van politie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2024, waarin de rechtbank het beroep van de wederpartij gegrond verklaarde en de korpschef opdroeg een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De wederpartij, die verdachte is in een strafrechtelijk onderzoek met de codenaam 'Peen', had op 15 april 2022 op grond van de Wet open overheid (Woo) verzocht om openbaarmaking van documenten die verband houden met verschillende onderzoeken, waaronder de codenamen 13Yucca, 26Werl en 26Argus. De korpschef had dit verzoek afgewezen, stellende dat de informatie onder de bijzondere openbaarmakingsregelingen van het Wetboek van Strafvordering en de Wet politiegegevens valt.

De rechtbank oordeelde dat de korpschef het besluit niet zorgvuldig had voorbereid en onvoldoende had gemotiveerd. De voorzieningenrechter heeft in deze voorlopige voorziening de belangen van de korpschef afgewogen tegen de noodzaak om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren. De voorzieningenrechter concludeerde dat het uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank een grote en tijdrovende inspanning zou vergen van de operationeel specialisten van de korpschef, en dat er geen zwaarwegend algemeen belang was dat uitvoering van de uitspraak rechtvaardigde voordat het hoger beroep was behandeld. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de korpschef toegewezen en de uitspraak van de rechtbank geschorst voor de onderdelen van het Woo-verzoek die in geschil zijn.

De uitspraak benadrukt de complexiteit van de afweging tussen openbaarmaking van informatie en de operationele belasting voor de politie, vooral in het kader van lopende strafrechtelijke onderzoeken. De voorzieningenrechter heeft de korpschef vrijgesteld van proceskosten.

Uitspraak

202407379/2/A3.
Datum uitspraak: 27 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
de korpschef van politie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2024 in zaak nr. 23/7359 in het geding tussen:
[wederpartij], domicilie kiezend te Utrecht
en
de korpschef.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2022 heeft de korpschef een verzoek van [wederpartij] om openbaarmaking van gegevens op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) afgewezen.
Bij besluit van 19 december 2023 heeft de korpschef het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 oktober 2024 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 december 2023 vernietigd en de korpschef opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de korpschef hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft de korpschef de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 januari 2025, waar de korpschef, vertegenwoordigd door mr. N.N. Bontje,  advocaat in Den Haag, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. J.C. Reisinger, advocaat in Utrecht, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       [wederpartij] was en is verdachte in een strafrechtelijk onderzoek met de codenaam ‘Peen’. [wederpartij] heeft op 15 april 2022 op grond van de Woo verzocht om openbaarmaking van documenten. [wederpartij] heeft twee lijsten, bestaande uit een deel 1 en een deel 2 overgelegd, waarop hij heeft gespecificeerd waarover hij allemaal informatie wil verkrijgen. Het gaat [wederpartij] om informatie die hij niet in zijn strafzaak kan krijgen. Voor zover relevant in deze procedure bij de voorzieningenrechter, heeft het openbaarmakingsverzoek betrekking op documenten die zien op de totstandkoming van en besluitvorming binnen de onderzoeken met de codenamen 13Yucca, 26Werl en het daaruit voortgevloeide onderzoek 26Argus. Uit deze onderzoeken zijn gegevens verkregen die zijn gebruikt in het onderzoek Peen dat op [wederpartij] betrekking heeft. [wederpartij] heeft ook verzocht om openbaarmaking van documenten die zien op de totstandkoming en besluitvorming binnen het Joint Investigation Team, een internationaal samenwerkingsteam tussen opsporingsdiensten dat zich richt op het gebruik van de versleutelde berichtendienst SkyECC. De korpschef heeft het verzoek van [wederpartij] afgewezen omdat volgens hem de informatie buiten de reikwijdte van de Woo valt en onder de bijzondere openbaarmakingsregelingen van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Wetboek van Sv) en de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) valt.
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de korpschef het besluit van 19 december 2023 niet zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Het is onvoldoende inzichtelijk geworden hoe de korpschef heeft bepaald in welke bronnen gezocht moest worden. Zo is niet duidelijk geworden hoe de korpschef heeft bepaald welke van de naar zijn zeggen ongeveer 1.000 onderzoeken relevant zijn voor het verzoek en welke dossiers of andere gegevensbronnen per relevant bevonden onderzoek doorzocht moesten worden. Ook heeft de korpschef niet inzichtelijk gemaakt hoe hij de aangetroffen documenten heeft beoordeeld en per document onder welke bijzondere openbaarmakingsregimes het valt. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de ruime formulering van het Woo-verzoek aanleiding geeft om te vermoeden dat er onder de volgens de korpschef zeer grote hoeveelheid documenten ook documenten kunnen zijn aangetroffen waarop de Woo wel van toepassing is. De rechtbank heeft de korpschef daarom opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van [wederpartij] te nemen. In het nieuwe besluit moet de korpschef per document aangegeven waarom de gevraagde informatie geen informatie betreft die onder de Woo valt.
Beoordeling
4.       De korpschef heeft in het verzoekschrift aangegeven en op de zitting bevestigd dat hij een nieuw besluit op bezwaar zal nemen waarin de opdracht van de rechtbank wordt uitgevoerd voor onderdelen van lijst 1 en voor de gehele lijst 2 van het Woo-verzoek. De korpschef heeft de voorzieningenrechter evenwel gevraagd om een voorziening te treffen inhoudende dat hangende het hoger beroep aan de uitspraak van de rechtbank geen uitvoering hoeft te worden gegeven wat betreft de volgende door de korpschef in het verzoek genummerde onderdelen van het verzoek (lijst 1): I t/m XI, XIII (behoudens de subcategorie ‘berichten die de mediastrategie uiteenzetten’), XVI t/m XXI, XXIII t/m XXVI, en XXVIII. Volgens de korpschef heeft de rechtbank ten aanzien van deze onderdelen miskend dat de gevraagde informatie valt onder de bijzondere openbaarmakingsregimes van het Wetboek van Sv en de Wpg. De gevraagde informatie betreft het strafrechtelijk onderzoek naar [wederpartij] zelf en andere daaraan verwante strafrechtelijke onderzoeken naar SkyECC. Deze informatie wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak en door de aard en inhoud van het verzoek is al die informatie herleidbaar tot de betrokken (rechts)personen, te weten [wederpartij] of SkyECC en de daarbij betrokken natuurlijke personen. Alle informatie betreft politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg en de verwerking daarvan is uitputtend geregeld in artikel 3, derde lid, en artikel 7 van de Wpg. Deze bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo, zodat deze wet niet van toepassing is op de genoemde onderdelen uit deel 1 van het verzoek.
5.       Het hoger beroep van de korpschef gaat over de vraag of de gevraagde informatie onder de Woo valt. Het hoger beroep zou volgens de korpschef zinloos worden als hij vooruitlopend op het hoger beroep uitvoering moet geven aan de uitspraak van de rechtbank.
6.       De rechtsvraag of de onder 4 genoemde onderdelen van het verzoek onder de Woo vallen is een principiële vraag en leent zich niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure, maar zal in de bodemprocedure aan de orde komen. Daarom zal de voorzieningenrechter de vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het hoger beroep een voorlopige voorziening moet worden getroffen, beantwoorden aan de hand van een belangenafweging. Uitvoering van de uitspraak van de rechtbank heeft tot gevolg dat de korpschef een zoekslag en beoordeling per document moet maken. Of de korpschef gehouden is dit te doen, is het punt van geschil dat in hoger beroep voorligt. De procedure in hoger beroep zou geen zin meer hebben als de rechtbankuitspraak vooruitlopend daarop wordt uitgevoerd. Daarnaast heeft de korpschef op de zitting toegelicht dat de gevraagde informatie betrekking heeft op zeer veel onderzoeken en documenten. Uitvoering van de uitspraak van de rechtbank zou volgens de korpschef een bijzonder grote en tijdrovende inspanning vergen van de betrokken operationeel specialisten bovenop hun dagelijkse werkzaamheden. Zij zijn namelijk degenen die anders dan Woo-medewerkers van de korpschef toegang hebben tot de gevraagde informatie. De voorzieningenrechter acht dit aannemelijk, ook gelet op de omvang en de inhoud van het Woo-verzoek. De korpschef heeft er belang bij dat een dergelijke situatie wordt voorkomen, des te meer nu in hoger beroep voorligt of de gevraagde informatie onder de Woo valt. Van een zwaarder wegend algemeen belang bij uitvoering van de uitspraak van de rechtbank voorafgaand aan de beslissing in hoger beroep is niet gebleken. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek van de korpschef toewijzen.
Proceskosten
7.       De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2024 in zaak nr. 23/7359, voor zover de rechtbank de korpschef van politie heeft opgedragen een nieuwe zoekslag en beoordeling te verrichten wat betreft de volgende onderdelen van het Woo-verzoek: I t/m XI, XIII (behoudens de subcategorie ‘berichten die de mediastrategie uiteenzetten’), XVI t/m XXI, XXIII t/m XXVI, en XXVIII.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.C. Bus, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter
w.g. Bus
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025
1013