ECLI:NL:RVS:2025:2585
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 30 januari 2025 een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft op 20 mei 2025 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 juni 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.