ECLI:NL:RVS:2025:2521

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
202502452/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake toelating tot de minor Sociaal Juridische Dienstverlening

In deze zaak verzoekt [verzoekster] om een voorlopige voorziening in verband met de afwijzing van haar toelating tot de minor van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening door de examencommissie van de faculteit Maatschappij en Recht. De examencommissie heeft op 13 februari 2025 besloten om het verzoek van [verzoekster] af te wijzen, omdat zij niet voldoet aan de toelatingseisen. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 mei 2025 de mondelinge uitspraak gedaan. Tijdens de zitting was [verzoekster] aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam was vertegenwoordigd per videoverbinding.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat voor toelating tot de minor de eis geldt dat de student 90 EC en alle vakken van de propedeuse moet hebben behaald. [verzoekster] heeft echter nog twee vakken uit de propedeuse openstaan, waardoor zij niet aan deze eis voldoet. De examencommissie hanteert een gedragslijn waarbij een uitzondering kan worden gemaakt als er geen studeerbaar programma meer overblijft. In dit geval is er echter nog een studeerbaar programma, aangezien [verzoekster] in dit semester 24 EC kan behalen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de examencommissie voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [verzoekster] en dat de afwijzing van haar verzoek om toelating tot de minor gerechtvaardigd is.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat [verzoekster] per 1 september 2025 kan beginnen met de minor, mits zij dan aan de eisen voldoet. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de toelatingseisen en de rol van de examencommissie in het waarborgen van de kwaliteit van het onderwijs.

Uitspraak

202502452/1/A2.
Datum uitspraak: 16 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend in [woonplaats],
verzoekster,
en
het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 16 mei 2025 om 16:00 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter
griffier: mr. R.J.R. Hazen
Verschenen:
[verzoekster], bijgestaan door mr. J. Paijmans, advocaat in Utrecht;
het CBE, per videoverbinding vertegenwoordigd door mr. M.C. Werner.
====================================
Het verzoek houdt verband met de beslissing van de examencommissie van de faculteit Maatschappij en Recht (hierna: de examencommissie) van 13 februari 2025, waarbij het verzoek van [verzoekster] om toelating tot de minor van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening is afgewezen.
Tegen deze beslissing heeft [verzoekster] administratief beroep ingesteld bij het CBE. Ook heeft zij de voorzitter van het CBE verzocht om hangende de beslissing op het administratief beroep een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 10 april 2025 heeft de voorzitter van het CBE het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
[verzoekster] heeft vervolgens de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Gronden:
Deze zaak gaat over de vraag of de examencommissie [verzoekster] had moeten toelaten tot de minor. Voor toelating tot de minor geldt de eis dat 90 EC én alle vakken van de propedeuse zijn behaald. Die eis staat in artikel 2.9, eerste lid, en artikel 9.2.2 van de Onderwijs- en Examenregeling Bachelor HBO Rechten 2024-2025. Aan die eis heeft [verzoekster] niet voldaan, omdat zij nog twee vakken uit de propedeuse moet halen. Richtlijn 70a voorziet in de mogelijkheid voor de examencommissie om een uitzondering te maken als geen studeerbaar programma meer overblijft. Daarbij hanteert de examencommissie als gedragslijn dat, wanneer er nog maar één vak uit de propedeuse niet is gehaald, de examencommissie gaat bekijken of een student toch tot de minor kan worden toegelaten. Die laatste situatie doet zich in dit geval niet voor, omdat [verzoekster] twee vakken uit de propedeuse, voor in totaal 14 EC, niet heeft gehaald. Omdat door haar ook 10 EC voor twee vakken uit de hoofdfase kunnen worden gehaald, kan zij in dit semester 24 EC behalen. Dat is een studeerbaar programma. Daar komt bij dat de examencommissie het goed heeft gevonden dat [verzoekster] een eerste onderdeel van de minor (een presentatie) heeft mogen volgen. De voorzieningenrechter vindt daarom dat de examencommissie voldoende met de belangen van [verzoekster] rekening heeft gehouden. Het enkele feit dat [verzoekster], door het niet toelaten tot de minor, mogelijk wordt beperkt in de mogelijkheid om de achterstand die zij eerder in de studie heeft opgelopen in te halen, is niet zodanig bijzonder dat de examencommissie haar toch had moeten toelaten. Daarbij is ook van belang dat samenloop van (vakken uit) het eerste en tweede jaar en de minor geen garantie biedt dat zij deze achterstand wel zal inhalen. Ten slotte is van belang dat [verzoekster] per 1 september 2025 met de minor kan beginnen als zij dan aan de eisen voldoet.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Hazen
griffier
452-1159