ECLI:NL:RVS:2025:2520
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 4 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de minister van Asiel en Migratie op 15 januari 2025 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag had op 8 mei 2025 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, in aanwezigheid van N. Capel LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.