ECLI:NL:RVS:2025:2440

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
202501533/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om compensatieregeling Bachelor-2 door examencommissie Erasmus Universiteit

Op 1 oktober 2024 heeft de examencommissie van de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences het verzoek van [appellante] om toepassing van de compensatieregeling Bachelor-2 afgewezen. [appellante], studente Psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, had verzocht om compensatie voor het vak ‘Psychometrics: An Introduction’. De compensatieregeling, die het mogelijk maakte om onvoldoende cijfers te compenseren bij een clustergemiddelde van 6.0, was per 1 september 2022 afgeschaft. [appellante] had zeven pogingen gedaan om het vak te halen, maar was niet in staat om een voldoende te behalen. De examencommissie weigerde het verzoek omdat de regeling niet meer van toepassing was en er geen reden was om de hardheidsclausule toe te passen, ondanks dat [appellante] al extra kansen had gekregen.

Het College van Beroep voor de Examens verklaarde het administratief beroep van [appellante] ongegrond. Tijdens de zitting op 30 april 2025 werd [appellante] vertegenwoordigd via videoverbinding, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. G.J. Spaans en M.L.A.M. Pieters. Het college stelde dat [appellante] tijdig was geïnformeerd over de afschaffing van de compensatieregeling en dat er een overgangsregeling was getroffen. De examencommissie had in het verleden al rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [appellante] door extra kansen te bieden.

In beroep voerde [appellante] aan dat de afschaffing van de regeling haar kansen op het behalen van haar diploma had verkleind en dat dit ook financiële gevolgen had. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat het college de belangen van [appellante] in redelijkheid had kunnen afwegen tegen de waarde van het diploma. Het beroep werd ongegrond verklaard, en het college hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202501533/1/A2.
Datum uitspraak: 28 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in [woonplaats] (Duitsland),
appellante,
en
het College van Beroep voor de Examens van de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 1 oktober 2024 heeft de examencommissie van de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences het verzoek van [appellante] om toepassing van de compensatieregeling Bachelor-2 van Bijlage II van de Onderwijs- en Examenregeling (OER) 2021-2022 (hierna: de compensatieregeling) afgewezen.
Bij beslissing van 23 januari 2025 heeft het college het door [appellante] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2025, waar [appellante], per videoverbinding, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.J. Spaans, vergezeld door M.L.A.M. Pieters, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] volgt de bacheloropleiding Psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij heeft op 30 augustus 2024 de examencommissie verzocht om de compensatieregeling toe te passen op het vak ‘Psychometrics: An Introduction’ (hierna: Psychometrics). De compensatieregeling houdt in dat binnen een kenniscluster of vaardighedencluster aan vakken bij een clustergemiddelde van een 6.0, onvoldoende cijfers van minimaal een 4.0 kunnen worden gecompenseerd. De compensatieregeling is als onderdeel van een curriculum-wijziging per 1 september 2022 afgeschaft. Onder de nieuwe regeling dienen studenten voor elk vak afzonderlijk minimaal een voldoende (5,5) te halen. [appellante] heeft zeven pogingen gedaan, maar het is haar niet gelukt om voor het vak Psychometrics een cijfer van minimaal een 5,5 te halen. Het vak Psychometrics is het enige vak dat zij nog dient te halen om haar bachelor Psychologie af te ronden.
2.       De examencommissie heeft het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat de compensatieregeling per 1 september 2022 is vervallen, waardoor niet langer aanspraak op de compensatieregeling kan worden gemaakt. Daarnaast heeft de examencommissie geen reden gezien om op basis van de hardheidsclausule van artikel 8.1 van de OER 2024-2025 en artikel 25 van de Regels en Richtlijnen bachelor- en masteropleiding(en) Erasmus School of Social and Behavioural Sciences 2024-2025 alsnog de compensatieregeling toe te passen. Daarbij heeft de examencommissie in aanmerking genomen dat zij op basis van de hardheidsclausule en wegens persoonlijke omstandigheden aan [appellante] in het studiejaar 2023-2024 al twee extra kansen bovenop de twee reguliere kansen heeft geboden.
Beslissing van het college
3.       Het college heeft overwogen dat [appellante] met de mail van 16 maart 2022 tijdig is geïnformeerd over het afschaffen van de compensatieregeling met ingang van het studiejaar 2022-2023. Daarnaast is een overgangsregeling getroffen op basis waarvan studenten die onder de oude regeling kennis- of vaardighedenclusters hadden gecompenseerd deze mochten behouden. [appellante] kon wat betreft het kenniscluster geen gebruik maken van de overgangsregeling, omdat zij op het moment van afschaffing van de compensatieregeling voor drie vakken van dat cluster niet minimaal een 4.0 had gehaald. Bovendien heeft de examencommissie in het studiejaar 2023-2024 op grond van de hardheidsclausule en wegens persoonlijke omstandigheden aan [appellante] twee extra tentamenmogelijkheden toegekend om haar in staat te stellen het vak Psychometrics alsnog te halen. De examencommissie heeft dan ook de belangen van [appellante] in voldoende mate in haar besluitvorming meewogen. Het college heeft daarom geconcludeerd dat de examencommissie het verzoek van [appellante] in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Verder heeft het college nog opgemerkt dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door de afwijzing van haar verzoek aanzienlijke financiële gevolgen ondervindt, omdat haar prestatiebeurs niet wordt omgezet in een gift.
Beoordeling in beroep
4.       [appellante] voert aan dat zij zich in 2018-2019 heeft ingeschreven voor de bachelor Psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam in de verwachting dat de compensatieregeling gedurende haar opleiding van kracht zou blijven.
4.1.    Het college heeft ter zitting toegelicht dat de compensatieregeling is afgeschaft naar aanleiding van een accreditatie door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (hierna: de NVAO). De NVAO betwijfelde of met de compensatieregeling - op basis waarvan onvoldoendes vanaf een 4,0 kunnen worden gecompenseerd - de waarde van het diploma wel voldoende wordt gewaarborgd in die zin dat het bewijst dat afgestudeerde studenten alle vakken beheersen. Gelet op deze achtergrond is geen sprake van een ontoelaatbare wijziging van de normstelling. Bovendien is de wijziging op een zorgvuldige wijze doorgevoerd door studenten hiervan tijdig op de hoogte te stellen en een overgangsregeling te treffen.
5.       [appellante] voert verder aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar individuele omstandigheden en de voor haar verstrekkende gevolgen van de beslissing van 1 oktober 2024. Zij heeft zich herhaaldelijk ingespannen om het vak te halen en heeft zelfs de extra kansen benut. Desondanks is het haar niet gelukt om het vak te halen. Als de compensatieregeling nog had gegolden, dan had zij inmiddels haar bachelordiploma behaald. Ook financieel gezien zijn de gevolgen voor haar groot. Door de afwijzing van haar verzoek om toepassing van de compensatieregeling kan zij haar studie niet op tijd afronden, waardoor haar prestatiebeurs niet wordt omgezet in een gift.
5.1.    Het college heeft in overweging 4.4 van zijn beslissing terecht opgemerkt dat de examencommissie reeds rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden van [appellante] door haar in het studiejaar 2023-2024 twee extra kansen bovenop de twee reguliere te bieden om haar in staat te stellen het vak alsnog te behalen. De Afdeling acht het niet onredelijk dat het college meer gewicht heeft toegekend aan het belang van de waarde van het te verstrekken diploma dan aan de belangen van [appellante] bij het verkrijgen van haar diploma.
6.       [appellante] stelt zich verder op het standpunt dat in haar geval de hardheidsclausule had moeten worden toegepast.
6.1.    Gelet op de twee extra kansen die vanwege dezelfde omstandigheden reeds waren geboden, was het college niet verplicht om nogmaals de hardheidsclausule toe te passen.
7.       [appellante] stelt ten slotte dat sprake is van een schending van het fair trial-beginsel van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat zij niet heeft kunnen deelnemen aan de hoorzitting heeft mogelijk een negatieve invloed gehad op de beoordeling van haar administratief beroep door het college.
7.1.    [appellante] is bij e-mail van 16 december 2024 op correcte wijze voor de hoorzitting van 14 januari 2025 uitgenodigd. Dat [appellante] om haar moverende redenen niet op de hoorzitting is verschenen, brengt niet met zich dat artikel 6 van het EVRM is geschonden.
8.       Het beroep is ongegrond.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025
488-1160