Uitspraak
Datum uitspraak: 28 mei 2025
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter
griffier
Raad van State
In deze zaak heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 2 juli 2019 de aanvraag van de appellant voor een tegemoetkoming in verband met Q-koorts afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 19 april 2023 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld. De minister heeft in een schriftelijke uiteenzetting gereageerd op het hoger beroep. Op 4 maart 2025 heeft de minister zijn eerdere besluit herzien, de aanvraag van de appellant ingewilligd en het betaalde griffierecht vergoed. Hierdoor heeft de appellant zijn doel bereikt en heeft hij geen belang meer bij het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 mei 2025 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen belang meer was bij de procedure. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De zaak is behandeld op 30 januari 2025, waarbij de appellant en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de minister. De Afdeling heeft besloten dat een nadere behandeling op een zitting niet nodig was, omdat geen van de partijen op het verzoek om een zienswijze heeft gereageerd.