ECLI:NL:RVS:2025:2420
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 28 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De appellant, die om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had verzocht, kreeg te maken met een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 4 december 2023, waarin de aanvraag niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 30 april 2025 het beroep van de appellant ongegrond. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.