ECLI:NL:RVS:2025:2400

Raad van State

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
202500244/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie

Op 26 mei 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 29 oktober 2024 de aanvraag van de appellant afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 6 januari 2025 het beroep van de appellant ongegrond. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad van State merkte op dat, hoewel de veranderde situatie in Syrië eind 2024 relevant zou kunnen zijn, deze niet bij het oordeel betrokken kon worden, maar dat de appellant deze situatie wel ten grondslag kan leggen aan een nieuwe aanvraag.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.

Uitspraak

202500244/1/V1.
Datum uitspraak: 26 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 6 januari 2025 in zaak nr. NL24.43180 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 6 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, advocaat in Sneek, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Voor zover de eind 2024 veranderde situatie in Syrië relevant zou kunnen zijn voor deze zaak, kan de Afdeling die, gelet op het toetsingskader in deze zaak, niet bij haar oordeel betrekken. Appellant kan die ten grondslag leggen aan een nieuwe aanvraag.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2025
938-1151