ECLI:NL:RVS:2025:238
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2023. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 22 juli 2022 ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de afwijzing van een aanvraag om een urgentieverklaring. Op 1 november 2024 ontving [appellant] een WMO-beschikking voor 'Begeleid thuis voor gezinnen', en kreeg zij een zelfstandige woning toegewezen, waar zij per 3 april 2024 samen met haar zoon staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen. De huurovereenkomst staat momenteel nog op naam van de zorginstantie, maar zal op haar naam worden gezet zodra zij geen begeleiding meer nodig heeft.
Tijdens de openbare zitting op 15 januari 2025, waar staatsraad mr. M. Soffers de zaak behandelde, werd duidelijk dat het college pas ter zitting met gegevens kwam die het al maanden onder zich had. De Afdeling verklaarde het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk, omdat zij inmiddels over zelfstandige huisvesting beschikt en daardoor niet meer in aanmerking komt voor de gevraagde urgentieverklaring. Het procesbelang van [appellant] was daarmee komen te vervallen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant], die op € 1.814,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.