ECLI:NL:RVS:2025:238

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
202400826/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2023. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 22 juli 2022 ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de afwijzing van een aanvraag om een urgentieverklaring. Op 1 november 2024 ontving [appellant] een WMO-beschikking voor 'Begeleid thuis voor gezinnen', en kreeg zij een zelfstandige woning toegewezen, waar zij per 3 april 2024 samen met haar zoon staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen. De huurovereenkomst staat momenteel nog op naam van de zorginstantie, maar zal op haar naam worden gezet zodra zij geen begeleiding meer nodig heeft.

Tijdens de openbare zitting op 15 januari 2025, waar staatsraad mr. M. Soffers de zaak behandelde, werd duidelijk dat het college pas ter zitting met gegevens kwam die het al maanden onder zich had. De Afdeling verklaarde het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk, omdat zij inmiddels over zelfstandige huisvesting beschikt en daardoor niet meer in aanmerking komt voor de gevraagde urgentieverklaring. Het procesbelang van [appellant] was daarmee komen te vervallen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant], die op € 1.814,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202400826/1/A2.
Datum uitspraak: 15 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2023 in zaak nr. 22/4214 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
(hierna: het college)
Openbare zitting gehouden op 15 januari 2025 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. O. van Loon
jurist: mr. F.F. Schuhmacher
Verschenen:
mr. A. Ang namens [appellant], advocaat in Haarlem;
het college, vertegenwoordigd door mr. K. van den Boorn.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 20 december 2023 van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechtbank het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van 22 juli 2022 ongegrond heeft verklaard. Bij dit besluit is het college bij de afwijzing van de aanvraag om een urgentieverklaring gebleven.
De Afdeling verklaart het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk en veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Gronden
Bij besluit van 1 november 2024 is door het college aan [appellant] in het kader van een WMO-beschikking ‘Begeleid thuis voor gezinnen’ toegekend. [appellant] heeft vervolgens een zelfstandige woning toegewezen gekregen, waar zij per 3 april 2024 samen met haar zoon staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen. De huurovereenkomst voor deze woning staat op dit moment nog op naam van de zorginstantie, maar zoals door het college ter zitting is toegelicht zal die op haar eigen naam worden gezet, zodra zij geen begeleiding meer nodig heeft.
Het doel van een urgentieverklaring is huisvesting. Tussen partijen is niet meer in geschil dat [appellant] op dit moment over zelfstandige huisvesting beschikt. Daarmee komt zij op dit moment niet meer in aanmerking voor de door haar gevraagde urgentieverklaring. Het procesbelang van [appellant] is daarmee komen te vervallen. Daarom wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Omdat het college pas ter zitting met gegevens is gekomen die het al maanden onder zich heeft, is besloten dat het college de proceskosten moet vergoeden.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
284-1132