202405679/1/R1.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend in Heiloo (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend in Heiloo (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Heiloo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2024 heeft de raad van de gemeente Heiloo het bestemmingsplan "Westerweg 389, Heiloo" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 12 december 2024, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door C. Ouwerkerk, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. S. Hartog, advocaat in Alkmaar, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 14 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals die golden vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een gebouw in drie bouwlagen met 31 woonappartementen mogelijk aan de Westerweg 389 in Heiloo. Het bestemmingsplan maakt het ook mogelijk dat er langs de perceelsgrens, aan de kant van de Slootenslaan, bergingen met een maximale hoogte van 3 m worden gebouwd. Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom aan een historisch bebouwingslint van de Westerweg met overwegend kleinschalige en losstaande bebouwing en een aantal grotere complexen. Op grond van het voorgaande bestemmingsplan "Zuidwest" gold ter plaatse de bestemming "Bedrijf". De maximale bouwhoogte was 9 m. Het bestaande pand in het plangebied met een hoogte van 7 m zal worden gesloopt. In dat pand zijn nu diverse bedrijven gevestigd die zijn gericht op consumentgerichte dienstverlening in de gezondheidszorg.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen aan onderscheidenlijk de [locatie 1] en [locatie 2]. Hun achtertuinen grenzen aan het plangebied. Zij verzetten zich tegen de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Ze zijn bang voor de aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Intrekking beroepsgrond
4. Op de zitting heeft [appellant sub 1] de beroepsgrond over de gevolgen van het plan voor de bezonning ingetrokken.
Woon- en leefklimaat.
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Hun percelen aan de Slootenslaan grenzen aan het plangebied en zij verwachten dat het appartementengebouw tot een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat zal leiden.
Zij hebben hierover aangevoerd dat het voorziene appartementengebouw ten opzichte van het bestaande gebouw weliswaar verder van hun woningen af zal komen te liggen, maar dat het substantieel hoger mag worden. Omdat bewoners van een groot aantal appartementen vanuit hun appartement en vanaf de galerij zicht zullen hebben op de tuinen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], zal dit leiden tot aantasting van hun privacy. Verder vrezen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voor lichthinder en voor overlast doordat er meer bedrijvigheid zal komen, mede door de andere in ontwikkeling zijnde bouwprojecten in de buurt. In de huidige situatie staat het bedrijfspand weliswaar dichter bij hun woningen, maar is er geen enkele inkijk of lichthinder, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. [appellant sub 1] heeft er verder nog op gewezen dat de voorziene hoogbouw geluidoverlast in haar tuin zal veroorzaken.
5.1. Niet in geschil is dat het voorziene appartementengebouw invloed zal hebben op de leefomgeving van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. De raad stelt zich echter op het standpunt dat de planologisch voorziene ontwikkeling geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] oplevert. De raad heeft hierbij in aanmerking genomen dat het nieuw te bouwen appartementengebouw een maximum bouwhoogte heeft van 10 m en dat de afstand tussen het bouwvlak voor dit gebouw en de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] minimaal 30 m is, met daartussen bomen en andere begroeiing op de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Gelet hierop is volgens de raad geen sprake van een onevenredige aantasting van de privacy en toename van lichthinder. Dat er sprake kan zijn van enige reflectie van geluid vanuit de tuin van [appellant sub 1] op de toekomstige bebouwing in het plangebied, betekent volgens de raad verder nog niet dat het plan zal leiden tot een hinderlijk galmend geluid in de tuin, zoals [appellant sub 1] vreest. Mede gelet op de dempende werking van de tussenliggende bomen en begroeiing acht de raad het niet aannemelijk dat hiervan sprake zal zijn. In wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich niet op dit standpunt mocht stellen. Verder zal de bedrijvigheid in en rondom het plangebied volgens de raad niet toenemen ten opzichte van de gebruiksmogelijkheden van de voorheen geldende bedrijfsbestemming. Voor zover [appellant sub 1] heeft gewezen op de toenemende drukte vanwege de ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt die al gerealiseerd zijn en nog gerealiseerd zullen worden, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1] niet geconcretiseerd heeft waarom de cumulatie van ruimtelijke gevolgen maakt dat de raad niet in de voorliggende ruimtelijke ontwikkeling mocht voorzien vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening.
Gelet op de gegeven toelichting ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad bij het vaststellen van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad daarbij een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het belang van woningbouw dan aan het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] om gevrijwaard te blijven van de te verwachten nadelige gevolgen van het plan voor hun woon- en leefomgeving.
Het betoog slaagt niet.
Wateroverlast
6. [appellant sub 1] vreest voor een onaanvaardbare toename van wateroverlast als gevolg van het plan. Volgens [appellant sub 1] heeft de raad onvoldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van het plan voor de grondwaterstand en biedt de watertoets geen waarborg dat op haar perceel geen waterproblemen zullen ontstaan. [appellant sub 1] heeft er in dit verband op gewezen dat haar perceel het laagst is gelegen in het gebied en dat als gevolg van allerlei ruimtelijke ontwikkelingen in de afgelopen jaren de grondwaterstand op haar perceel is toegenomen, waardoor het al vaker is voorgekomen dat water in de tuin, kelder en kruipruimte is komen te staan.
6.1. In de plantoelichting staat dat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een watertoets heeft uitgevoerd, waarin de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding zijn beoordeeld. Het Hoogheemraadschap heeft geen belemmeringen voor de realisering van het plan gezien. De raad heeft zich, gelet daarop, op het standpunt gesteld dat het plan niet zal leiden tot een toename van wateroverlast op het perceel van [appellant sub 1]. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat er in de huidige situatie wateroverlast is op het perceel van [appellant sub 1], maar dat hiermee geen rekening hoeft te worden gehouden bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat met het aspect water voldoende rekening is gehouden en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat als gevolg van het plan onaanvaardbare wateroverlast zal ontstaan. Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat binnen alle voorziene bestemmingen in het plan het gebruik van de gronden voor water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding is toegestaan, zodat voorzieningen kunnen worden getroffen als onverhoopt toch wateroverlast ontstaat als gevolg van de voorziene ontwikkeling.
De Afdeling ziet in het aangevoerde dan ook geen grond voor het oordeel dat de raad ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd vanwege waterhuishoudkundige aspecten.
Het betoog slaagt niet.
Massaliteit
7. [appellant sub 2] betoogt dat de massaliteit van het voorziene appartementengebouw niet passend is in het dorpse, landelijke en groene karakter van dit gedeelte van Heiloo. Het voor de omliggende gronden geldende bestemmingsplan "Zuidwest" is met zijn beperkte bouwmogelijkheden juist gericht op behoud van het landelijke groene karakter. Bovendien is volgens [appellant sub 2] sprake van willekeur, aangezien hij het bouwplan voor een vrijstaande garage op zijn perceel wat betreft de hoogte heeft moeten aanpassen omdat het te massaal zou zijn en er ook andere voorbeelden zijn van plannen die vanwege de massaliteit zijn aangepast.
7.1. De raad heeft toegelicht dat dit deel van de Westerweg lange tijd de rand van het dorp vormde met onder ander agrarische bedrijven en terreinen voor verblijfsrecreatie. Een aantal jaren geleden is een transformatie ingezet waarbij recreatie en bedrijfsmatige functies plaats maken voor woningbouw. Volgens de raad past het nieuwe appartementengebouw wat betreft ontwerp en omvang in de omgeving. Op de zitting heeft [appellant sub 2] ook bevestigd dat er in de buurt van het plangebied vergelijkbare gebouwen met drie verdiepingen staan. De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de in het plan mogelijk gemaakte gebouw door zijn hoogte en massa detoneert in de omgeving.
Dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo in het verleden niet bereid was om een vergunning te verlenen voor een garage in de tuin vanwege de hoogte daarvan, betekent verder niet dat de raad bij de vaststelling van het plan willekeurig heeft gehandeld. De ruimtelijke beoordeling van een bijgebouw in een tuin is niet vergelijkbaar met die van een woningbouwproject.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieven
8. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen verder dat de raad voor een van de door hen aangedragen alternatieve oplossingen had moeten kiezen. Zij hebben in dit verband onder meer gewezen op het eerdere plan om een minder hoge portiekflat te realiseren met de ingang en balkons aan de zuidzijde en een blinde muur aan de noordzijde, de zijde waar zij vanuit hun woningen op uitkijken. De andere aangedragen alternatieven houden in dat het bestaande gebouw wordt opgeknapt en het huidige gebruik wordt voortgezet.
8.1. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
De raad heeft uitgelegd dat de transformatie van bedrijfsbestemming naar woningbouw past in het veranderingsproces dat al jaren geleden voor dit deel van Heiloo is ingezet om invulling te geven aan de grote vraag naar betaalbare woningen in Heiloo. In de plantoelichting is vermeld dat woningbouwontwikkeling op deze locatie binnen het bestaand stedelijk gebied in overeenstemming is met het regionaal Woonakkoord, dat inzet op het toevoegen van extra woningen. De raad heeft verder toegelicht dat het alternatief om het bestaande gebouw te verbouwen tot een appartementengebouw met twee verdiepingen aanvankelijk ook de bedoeling was, maar op een groot aantal bezwaren stuitte vanwege de situering van dat gebouw, vrijwel op de erfgrens met de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Het voorziene bouwvlak is daarom meer richting het westen en verder van hun perceel af geprojecteerd. Het bestaande gebouw opknappen ten behoeve van het huidige gebruik komt niet tegemoet aan de wens om woningen te realiseren.
Hieruit volgt dat de raad de alternatieven heeft afgewogen bij de vaststelling van het plan. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling toereikend gemotiveerd waarom niet voor die alternatieven is gekozen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. De raad hoeft geen proceskosten te betalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Deen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025
604