ECLI:NL:RVS:2025:233

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
202407311/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder bestuursdwang voor woning sluiting in Deurne

Op 23 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoekster] een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de besluiten van de burgemeester van Deurne. De burgemeester had op 1 mei 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd voor de sluiting van de woning van [verzoekster] aan de [locatie] in Deurne, met ingang van 16 mei 2023 voor de duur van drie maanden. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een politieonderzoek waarbij contant geld en hennep in de woning waren aangetroffen. De burgemeester handhaafde dit besluit in bezwaar op 15 oktober 2024, waarna [verzoekster] in beroep ging bij de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond op 26 november 2024, waarna [verzoekster] hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 9 januari 2025 behandeld. In de beoordeling werd gekeken naar de belangen van [verzoekster] en de burgemeester. [verzoekster] stelde dat de sluiting van de woning een grote impact zou hebben op haar gezin, dat uit haar, haar partner en vijf kinderen bestaat, waarvan drie minderjarig. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van [verzoekster] zwaarder wogen dan die van de burgemeester, die met de sluiting van de woning de openbare orde wilde beschermen. De voorzieningenrechter besloot de besluiten van de burgemeester te schorsen, zodat [verzoekster] met haar gezin voorlopig in de woning kon blijven. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoekster].

Uitspraak

202407311/2/A3.
Datum uitspraak: 23 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend in Deurne,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 26 november 2024 in zaak nrs. 24/3757 en 24/3579 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
de burgemeester van Deurne.
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2024 heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang opgelegd strekkende tot sluiting van de woning aan de [locatie] met ingang van 16 mei 2023 voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 15 oktober 2024 heeft de burgemeester het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2024 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 januari 2025, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. G.A.J. Purperhart, advocaat in Rotterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J. Keur, advocaat in Nijmegen, en M.M.A. Cornelissen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       [verzoekster] woont met haar partner en vijf kinderen, waarvan drie minderjarig, in de woning aan de [locatie] in Deurne. De politie heeft de woning op 2 april 2024 doorzocht en de bevindingen in een bestuurlijke rapportage vastgelegd. In deze rapportage staat dat in de woning op meerdere plekken contant geld is aangetroffen: in een kluis een bedrag van € 6.250,00, onder het matras in de slaapkamer € 1.000,00 en in een kast € 880,00. In de garage naast de woning is in totaal 268 gram hennep in gesealde zakjes en in totaal 3.600 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen. De burgemeester heeft vervolgens op grond van artikel 13b van de Opiumwet het besluit van 1 mei 2024 genomen en dit besluit in bezwaar gehandhaafd. De last is nog niet geëffectueerd.
De aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft, kort samengevat, geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat drugs in of vanuit de woning werden verhandeld en geconcludeerd dat de burgemeester het daarom noodzakelijk heeft mogen vinden om de woning te sluiten. Ook heeft de rechtbank overwogen dat sluiting van de woning voor de duur van drie maanden evenwichtig is omdat [verzoekster] wist of in ieder geval op de hoogte had kunnen zijn van de in de garage aangetroffen drugs en ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte in geval van woningsluiting.
Beoordeling
4.       [verzoekster] heeft in haar verzoek gevraagd om de besluiten van 1 mei 2024 en 15 oktober 2024 te schorsen tot na de bekendmaking van de uitspraak op het hoger beroep. [verzoekster] bestrijdt in hoger beroep het oordeel van de rechtbank dat de woningsluiting noodzakelijk en evenwichtig is. Daartoe voert zij onder meer aan dat de last onder bestuursdwang een herstellend en geen punitief karakter heeft en dat gelet op de omstandigheden van dit geval met een minder ingrijpende maatregel had kunnen worden volstaan zoals een waarschuwing of een last onder dwangsom.
5.       De voorzieningenrechter stelt vast dat in deze zaak de vraag speelt of de sluiting van het pand noodzakelijk en evenwichtig is. Deze rechtsvraag leent zich niet voor een beantwoording in deze voorlopige voorzieningenprocedure, maar zal in de bodemprocedure moeten worden beantwoord. Daarom zal de voorzieningenrechter de vraag of vooruitlopend op de finale beoordeling van het hoger beroep een voorlopige voorziening moet worden getroffen beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
6.       [verzoekster] heeft een spoedeisend belang omdat zij met haar kinderen haar woning uit moet als de woning wordt gesloten. Zij heeft nog geen vervangende woonruimte kunnen vinden. Tegenover dit spoedeisende belang staan de belangen die de burgemeester met de sluiting behartigt, namelijk het beschermen van het woon- en leefklimaat en de openbare orde.  De burgemeester wil met de sluiting een signaal afgeven dat tegen drugs wordt opgetreden. De belangen van de burgemeester wegen in deze voorlopige voorzieningenprocedure echter minder zwaar dan het belang van [verzoekster]. Bij deze afweging neemt de voorzieningenrechter, zonder daarbij vooruit te lopen op het oordeel van de Afdeling in de bodemzaak, het volgende in aanmerking. Uit het verhandelde op de zitting is naar voren gekomen dat indien de burgemeester de woning sluit de kinderen van [verzoekster] op verschillende plekken zullen moeten worden ondergebracht en het gezin dus wordt opgebroken. Twee van de minderjarige kinderen lijden aan een stofwisselingsziekte waarvoor zij medicijnen slikken en een streng dieet volgen. Ook is naar voren gekomen dat [persoon], die heeft verklaard dat hij een groot deel van de softdrugs in de garage had verstopt, niet langer van [verzoekster] in de garage mag wonen en ook niet meer welkom is bij haar thuis. [verzoekster] heeft verder op de zitting aangevoerd dat zij al 20 jaar in de woning woont en geen strafrechtelijke antecedenten heeft. Zij stelt dat vanuit de woning niet is gedeald; daar zijn geen waarnemingen van en er zijn nooit klachten vanuit de buurt gekomen. Meerdere buren hebben verklaringen overgelegd dat zij nooit overlast hebben ervaren van het pand en dat er een prettig woonklimaat in hun omgeving heerst. Deze betogen vergen nader onderzoek en zullen in de hoofdzaak aan bod komen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de mogelijke gevolgen van de sluiting voor het gezin en het vertrek van [persoon] aanleiding geven de besluiten van de burgemeester te schorsen tot na de bekendmaking van de uitspraak op het hoger beroep. De burgemeester heeft geen zwaarder wegend belang om vooruitlopend op het oordeel in de bodemzaak de woning te sluiten.
7.       De voorzieningenrechter ziet na afweging van de belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen, zodat [verzoekster] met haar gezin voorlopig in haar woning kan blijven.
Proceskosten
8.       De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van de burgemeester van Deurne van 1 mei 2024, kenmerk 3123967/3125340, en 15 oktober 2024, kenmerk 3136706/3207538;
II.       veroordeelt de burgemeester van Deurne tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      gelast dat de burgemeester van Deurne aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 279,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.C. Bus, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter
w.g. Bus
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2025
1013