ECLI:NL:RVS:2025:2262

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
BRS.25.000485
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de maatregel van bewaring door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 april 2025. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het voortduren van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De minister van Asiel en Migratie had appellant op 18 februari 2025 in bewaring gesteld. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.Z. Sayin, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling oordeelt dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen aanleiding geven om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, aangezien het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken in het geval van een niet eerlijk proces, wat hier niet aan de orde is.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en stelt vast dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.

Uitspraak

BRS.25.000485
Datum uitspraak: 22 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 april 2025 in zaak nr. NL25.15574 in het geding tussen:
appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 22 april 2025 heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.Z. Sayin, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.        Wat appellant in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.        De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2025
644-1111