ECLI:NL:RVS:2025:2167

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
202302015/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergoeding rechtsbijstand in huurgeschil na beëindiging procedure zonder uitspraak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. [Appellant] had rechtsbijstand verleend in een huurgeschil en had een vergoeding van € 1.314,65 aangevraagd voor zijn werkzaamheden. De Raad voor Rechtsbijstand kende deze vergoeding toe, maar op basis van een advieszaak, omdat de procedure was beëindigd voordat er een uitspraak was gedaan of een zitting was bijgewoond. De rechtbank oordeelde dat de raad terecht had gehandeld en dat de dagbepaling voor een kort geding geen beslissing is als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr).

[Appellant] ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de dagbepaling geen beslissing was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank juist had geoordeeld. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een beslissing in het kader van de vergoedingen voor rechtsbijstand en de toepassing van de regels voor advieszaken in gevallen waar procedures voortijdig zijn beëindigd.

Uitspraak

202302015/1/A2.
Datum uitspraak: 14 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], kantoorhoudend in [plaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2023 in zaak nr. 22/4358 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2022 heeft de raad aan [appellant] een vergoeding toegekend van € 1.314,65 voor door hem verrichte werkzaamheden in een civiele procedure.
Bij besluit van 2 augustus 2022 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 februari 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2024, waar [appellant], vergezeld door mr. H.S. Eisenberger, advocaat te Heemskerk, en het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft rechtsbijstand verleend in een huurgeschil, waarvoor hij een toevoeging heeft aangevraagd en gekregen. Na afloop van de verleende rechtsbijstand heeft hij de vergoedingsaanvraag ingediend. Daarin heeft hij vermeld dat de zaak een procedure betreft, maar dat de procedure is beëindigd voordat er een uitspraak is gedaan of een zitting is bijgewoond en dat hij vijftien volle uren aan rechtsbijstand aan de zaak heeft besteed.
Wettelijk kader
2.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Besluitvorming
3.       In het besluit van 6 juni 2022 heeft de raad de vergoeding vastgesteld op basis van een advieszaak waarin meer dan 6 uur is besteed, waarvoor 10 punten worden toegekend. In het besluit van 2 augustus 2022 heeft de raad zich, onder verwijzing naar een advies van commissie voor bezwaar van 6 juli 2022, aanvullend op het standpunt gesteld dat uit artikel 5, tweede lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr) volgt dat als een procedure is beëindigd voordat uitspraak of tussenuitspraak is gedaan of de rechtsbijstandverlener een zitting heeft bijgewoond, de vergoeding moet worden vastgesteld op basis van het aantal punten voor een advieszaak. Niet in geschil is dat geen uitspraak of tussenuitspraak is gedaan en geen zitting door [appellant] is bijgewoond, omdat in deze zaak een dagvaarding kort geding is uitgebracht waarna de procedure is ingetrokken. Volgens de raad kan de dagbepaling van de mondelinge behandeling van een kortgedingprocedure, anders dan [appellant] heeft gesteld, niet worden gezien als een uitspraak of een beslissing van de rechtbank. In de nota van toelichting bij artikel 5 van het Bvr is vermeld dat bedoeld wordt dat de instantie die beslist een oordeel geeft over een tussentijdse processuele verrichting of over het geschil als zodanig. Daarvan is in dit geval geen sprake, aldus de raad.
Uitspraak van de rechtbank
4.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de raad terecht en op goede gronden een vergoeding op basis van een advieszaak heeft toegekend. Een datum- en tijdbepaling van een kort geding is naar het oordeel van de rechtbank geen beslissing als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Bvr, omdat geen oordeel wordt gegeven over een tussentijdse processuele verrichting of het geschil als zodanig.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de raad onderscheid mocht maken tussen een datumbepaling in een kortgedingprocedure en het bepalen van een comparitie van partijen in een bodemprocedure, omdat bij een comparitie verweer is gevoerd en dit bij een kortgedingprocedure doorgaans pas op zitting wordt gevoerd.
Hoger beroep
5.       In hoger beroep voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de dagbepaling voor een kort geding geen beslissing is als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Bvr. [appellant] wijst daarbij onder meer op de nota van toelichting bij genoemde bepaling.
5.1.    De Afdeling volgt [appellant] niet in dit betoog. In artikel 5, tweede lid, van het Bvr is bepaald dat indien de procedure is beëindigd voordat de in artikel 1 bedoelde instantie uitspraak of tussenuitspraak heeft gedaan of een beslissing heeft genomen dan wel voordat de rechtsbijstandverlener een zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7 heeft bijgewoond, de artikelen 12 en 13, tweede lid, van overeenkomstige toepassing zijn. Dat zijn de bepalingen die aanspraak geven op de (lagere) vergoedingen voor advieszaken, in plaats van de vergoedingen voor procedures. Met de dagbepaling brengt de kortgedingrechter tot uitdrukking dat de mondelinge behandeling van de zaak kan plaatsvinden op een dag en tijdstip gelegen op een daarvoor door hem aangewezen geachte termijn, al dan niet onder het stellen van voorwaarden ten aanzien van de oproeping van of kennisgeving aan de wederpartij. Naar het oordeel van de Afdeling is de dagbepaling voor een kort geding daarmee niet de in artikel 5, tweede lid, van het Bvr bedoelde uitspraak, tussenuitspraak of beslissing. Ook de nota van toelichting bij deze bepaling geeft geen aanknopingspunten voor de juistheid van het betoog van [appellant], in zoverre daaruit volgt dat bedoeld is dat de instantie die beslist een oordeel geeft over een tussentijdse processuele verrichting of over het geschil als zodanig.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd met verbetering van de gronden.
7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J.F. de Groot en mr. M.M. Kaajan, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025
705-1112
BIJLAGE
Wettelijk kader
Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000
Artikel 5
[…]
2. Indien de procedure is beëindigd voordat de in artikel 1 bedoelde instantie uitspraak of tussenuitspraak heeft gedaan of een beslissing heeft genomen dan wel voordat de rechtsbijstandverlener een zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7 heeft bijgewoond, zijn de artikelen 12 en 13, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
[…]
Artikel 12
1. Aan een advieszaak waarin minder dan zes uur rechtsbijstand wordt verleend, worden vier punten toegekend.
2. Aan een advieszaak waarin zes uur of meer rechtsbijstand wordt verleend, worden acht punten toegekend. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid worden aan een zaak waarin eenvoudig rechtskundig advies wordt gegeven twee punten verleend.
Artikel 13
[…]
2. Indien in een advieszaak de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven de 24 uur, wordt voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bestuur de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.
[…]
Nota van toelichting
Artikel 5
[…] Indien een procedure voortijdig is beëindigd, wordt voor het bepalen van het aantal toe te kennen punten de regeling voor de advieszaken toegepast. Voor het bepalen van de vergoedingsnorm is in dat geval van belang of meer of minder dan zes uur rechtsbijstand aan de zaak is besteed. Voortijdig beëindigde procedures zijn procedures die zijn beëindigd voordat er een uitspraak of tussenuitspraak is gedaan of voordat er een beslissing is genomen alsmede procedures die zijn beëindigd voordat de rechtsbijstandverlener een zitting heeft bijgewoond. Gedacht kan worden aan procedures die zijn beëindigd doordat in een zaak op het terrein van het burgerlijk recht de vordering of het verzoek is geroyeerd of ingetrokken of, in een bestuursrechtelijke zaak, het bezwaar- of beroepschrift is ingetrokken. Is er echter een uitspraak, tussenuitspraak of beslissing dan is de vergoedingsnorm voor procedures van toepassing, ongeacht of na de desbetreffende uitspraak of beslissing de procedure alsnog voortijdig is beëindigd. Bepalend is dus of er een uitspraak of beslissing is gegeven. Niet van belang is of uitvoering is gegeven aan de uitspraak of beslissing. Wordt de procedure beëindigd nadat de rechter een comparitie heeft gelast of een deskundige heeft benoemd, dan is de procedurevergoedingsregeling van toepassing, ongeacht of uitvoering aan de last of benoeming is gegeven. Hetzelfde geldt indien de procedure wordt beëindigd nadat de rechter de exceptie van onbevoegdheid heeft verworpen.
Werkinstructie inzake artikel 5 Bvr
Voortijdig beëindigde procedures
Voortijdig beëindigde procedures zijn procedures die zijn beëindigd voordat er een uitspraak of tussenuitspraak is gedaan, voordat er een beslissing is genomen of voordat de rechtsbijstandverlener een zitting heeft bijgewoond. Denk aan procedures die zijn beëindigd doordat de vordering of het verzoek is geroyeerd of ingetrokken (burgerlijk recht) of het bezwaar- of beroepschrift is ingetrokken (bestuursrecht).
Als een procedure voortijdig is beëindigd, dan pas je de regeling voor de advieszaken toe.
Procedure
Is er sprake van een uitspraak, tussenuitspraak of beslissing dan stel je de vergoeding vast als procedure. Dit geldt ook wanneer op een ingetrokken dagvaarding/oproepingsbericht/verzoekschrift een beschikking of uitspraak volgt.