ECLI:NL:RVS:2025:2141

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
202408080/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak over parkeerverbod en wegslepen van voertuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 november 2024. De zaak betreft een parkeerverbod dat gold op 20 september 2023, waarbij de auto van [appellant] in de weg stond van geplande werkzaamheden voor de bekabeling van laadpalen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Tijdens de openbare zitting op 7 mei 2025, waar [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag vertegenwoordigd door mr. M.H.F. Bucx aanwezig waren, werd het proces-verbaal van de buitengewoon opsporingsambtenaar besproken. Deze ambtenaar had op ambtseed verklaard dat het verkeersbord E4 met onderbord op 11 september 2023 was geplaatst, wat door [appellant] werd betwist. De Afdeling oordeelt dat de enkele stelling van [appellant] niet voldoende is om te twijfelen aan de juistheid van de documenten van het college. Het college was bevoegd om de auto van [appellant] weg te slepen en in bewaring te nemen, en de kosten hiervan zijn rechtmatig in rekening gebracht. Tevens heeft het college toegezegd [appellant] te helpen met een verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

202408080/1/A2.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Den Haag,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 november 2024 in zaak nr. 24/4914 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Openbare zitting gehouden op 7 mei 2025 om 11:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer;
Griffier: mr. M. Schuurman.
Verschenen:
[appellant];
het college, vertegenwoordigd door mr. M.H.F. Bucx.
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 14 november 2024 van de rechtbank Den Haag.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
•        De Afdeling kan niet oordelen over nare ervaringen die [appellant] heeft gehad met medewerkers van of namens de gemeente.
•        Uit de documenten van het college, waaronder de kentekenlijst, blijkt dat het verkeersbord E4 met onderbord op 11 september 2023 in de Dwingelostraat is geplaatst. De enkele stelling van [appellant] dat het verkeersbord er niet stond op het moment dat hij zijn auto daar parkeerde is voor de Afdeling niet voldoende aanknopingspunt om daaraan te twijfelen.
•        [appellant] weet niet zeker wanneer hij precies zijn auto daar heeft geparkeerd, maar waarschijnlijk was dat op 13 september 2023.
•        De buitengewoon opsporingsambtenaar heeft in het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal vermeld dat er op 20 september 2023 een parkeerverbod gold en dat de auto van [appellant] in de weg stond van de geplande werkzaamheden voor de bekabeling van laadpalen.
•        Het college was daarom bevoegd om de auto van [appellant] weg te slepen en in bewaring te nemen.
•        Dat niet alle auto’s in de straat zijn weggesleept is geen indicatie dat het wegslepen van zijn auto niet noodzakelijk was.
•        [appellant] heeft uiteindelijk een kennisgeving van het wegslepen en de bewaring ontvangen. Ook de kosten van het opstellen en verzenden hiervan mag het college in rekening brengen.
•        Het college heeft ter zitting toegezegd dat het [appellant] zal helpen om een verzoek om schadevergoeding in te dienen bij het juiste digitale loket.
•        Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schuurman
griffier
1100