ECLI:NL:RVS:2025:2113
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van appellant door de minister van Asiel en Migratie
Op 8 mei 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de minister van Asiel en Migratie. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 28 maart 2025 het beroep van appellant tegen de bewaring ongegrond had verklaard. De minister had appellant op 13 maart 2025 in bewaring gesteld, wat leidde tot de rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. Appellant, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.