202303046/1/R1.
Datum uitspraak: 7 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Amsterdam,
appellanten,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuid,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2023 heeft het dagelijks bestuur besloten tot opheffing, wijziging en aanwijzing van afvalinzamellocaties in de Prinses Irenebuurt in Amsterdam, waaronder aanwijzing van de locatie nabij de Beethovenstraat 123.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen en het dagelijks bestuur hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2025, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant] en [appellant A], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. D.R. van Ee en M.I. Eltenberg, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] en anderen wonen aan de Cornelis Dopperkade of in de omgeving daarvan. Zij kunnen zich niet verenigen met het besluit voor zover dat ziet op de locatie met het nummer 1077JA-123 nabij de Beethovenstraat 123. Die locatie ligt nabij de Cornelis Dopperkade en is aangewezen voor twee ondergrondse containers voor restafval, een ondergrondse container voor oud papier en karton, een ondergrondse container voor glas en een bovengrondse container voor groente-, fruit- en tuinafval.
Toetsingskader
2. Bij de keuze van een locatie voor afvalcontainers moet het bestuursorgaan een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het bestuursorgaan de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van afvalcontainers.
3. In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor afvalcontainers. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van afval gebruik te maken van ondergrondse of bovengrondse containers ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van de afvalcontainers, toeneming van verkeer van en naar de afvalcontainers en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van de afvalcontainers. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van de afvalcontainers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van de afvalcontainers maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1464. De Afdeling zal daarom alleen beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het dagelijks bestuur in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen. 4. Bij het bepalen van de locatie van de afvalcontainers heeft het dagelijks bestuur het "Stedelijk kader bepalen locaties inzamelvoorzieningen" (hierna: het stedelijk kader) gehanteerd. In het stedelijk kader zijn eisen en richtlijnen voor locaties opgenomen.
Inspraak
5. [appellant] en anderen betogen dat er onvoldoende daadwerkelijke inspraak is geboden en dat onvoldoende is ingegaan op de door hen ingediende zienswijzen. In dat verband stellen zij dat niet is ingegaan op wat zij naar voren hebben gebracht over richtlijn 2, waarin is opgenomen dat een inzamelvoorziening zich niet onder een deur, raam of balkon op de eerste verdieping bevindt.
5.1. Het besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Niet is gebleken dat het dagelijks bestuur niet op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in die afdeling. Zo is het ontwerp-locatiebesluit gedurende zes weken ter inzage gelegd en is gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerp. Daarop heeft het dagelijks bestuur in het Eindverslag inspraakprocedure gereageerd. De Afdeling stelt verder vast dat in de zienswijze van [appellant] staat dat de afvalcontainers zullen zorgen voor lawaai pal onder hun gevels. In paragraaf 2.3 van het Eindverslag inspraakprocedure is in het algemeen ingegaan op het aspect geluidshinder. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er ook niet tegen dat het dagelijks bestuur de zienswijzen samengevat weergeeft. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument afzonderlijk wordt ingegaan. Dat [appellant] en anderen liever meer inspraak hadden willen hebben is begrijpelijk, maar het dagelijks bestuur heeft voldaan aan de eisen die de wet aan de voorbereiding van het besluit heeft gesteld. De Afdeling zal hierna beoordelen of de raad het aspect geluid op deugdelijke wijze heeft betrokken.
Het betoog slaagt niet.
Geschiktheid locatie
Verkeersveiligheid
6. [appellant] en anderen betogen dat door de locatiekeuze de verkeersveiligheid in het geding komt. In dat kader wijzen zij op richtlijn 7, waarin staat dat de locatie zodanig bereikbaar moet zijn dat het inzamelvoertuig niet achteruit hoeft te rijden. Volgens hen voldoet de locatie daar niet aan, omdat de locatie in een doodlopende straat ligt.
6.1. In artikel 1 van het stedelijk kader staat dat wordt gestreefd te voldoen aan richtlijnen en dat daar bij het zoeken naar de meest geschikte plaats zoveel mogelijk rekening mee wordt gehouden. Het dagelijks bestuur is zich ervan bewust dat de locatie zich aan een doodlopende straat bevindt, maar stelt zich op het standpunt dat de verkeerssituatie daardoor niet onveilig wordt. Daarvoor is van belang dat het inzamelvoertuig de doodlopende straat niet hoeft in te rijden om de afvalcontainers te legen. De locatie bevindt zich aan het begin van de straat, zodat het inzamelvoertuig alleen hoeft te steken en keren en niet achteruit hoeft te rijden. Over de locatie is verder door een gemeentelijk verkeersdeskundige geadviseerd. Volgens het advies van de verkeersdeskundige gaat het om een doodlopende straat, waar het rustig is en waar voldoende overzicht bestaat om te keren. Het dagelijks bestuur heeft naar het oordeel van de Afdeling dan ook voldoende rekening gehouden met richtlijn 7. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur, vanwege de verkeerssituatie van aanwijzing van de locatie had moeten afzien.
Het betoog slaagt niet.
Bereikbaarheid hulpdiensten
7. [appellant] en anderen betogen dat de bereikbaarheid van de woningen voor hulpdiensten in gevaar komt, wanneer de afvalcontainers worden geleegd.
7.1. Over de bereikbaarheid van de woningen voor hulpdiensten heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat het legen van de containers 1 tot 2 keer per week gebeurt en maximaal circa 5 minuten duurt. Als er in die periode een hulpvoertuig langs moet, is er voldoende ruimte om het inzamelvoertuig te verplaatsen. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding aan deze toelichting van het dagelijks bestuur te twijfelen en ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten niet in gevaar komt.
Het betoog slaagt niet.
Geluidshinder
8. [appellant] en anderen betogen dat het weggooien van flessen en het legen van de containers zal zorgen voor geluidshinder. Volgens hen houdt niet iedereen zich aan de instructie om flessen niet na 21.00 uur weg te gooien. Verder stellen zij dat, omdat een afvalcontainer gemiddeld 1 of 2 keer per week geleegd moet worden en de afvalcontainers voor papier, glas en afval niet op dezelfde dag worden geleegd, er bij de voorziene locatie 5 tot 10 maal per week geleegd zal moeten worden. Daarnaast wijzen zijn erop dat het legen vaak voor 07:30 uur ’s ochtends gebeurt. Ten slotte zullen volgens [appellant] en anderen de afvalcontainers ook worden gebruikt door mensen van buiten de buurt die met de auto hun afval komen weggooien, zodat ook door de verkeersbewegingen meer geluidshinder ontstaat.
8.1. De Afdeling is van oordeel dat het dagelijks bestuur zich op het standpunt mocht stellen dat de plaatsing van de afvalcontainers niet tot onaanvaardbare geluidshinder zal leiden. Zoals de Afdeling onder 3 heeft overwogen hoeft geluid door een afvalcontainer onder normale omstandigheden niet aan de aanwijzing van een locatie in de weg te staan. Alleen locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden kunnen maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
In dit geval bevinden de achtergevels van de woningen aan de Cornelis Dopperkade zich op ongeveer 9 m van de aangewezen locatie en de voorgevels van de woningen aan de Beethovenstraat op ongeveer 13 m. De voorkeursafstand vanaf een afvalinzamelvoorziening tot aan de gevel van een gebouw bedraagt volgens de richtlijnen minimaal 1,8 m. Aan die afstand wordt ruimschoots voldaan. [appellant] en anderen hebben niet geconcretiseerd waarom het dagelijks bestuur in dit geval niet aan de richtlijn mocht vasthouden. Het dagelijks bestuur heeft daarnaast toegelicht dat de glascontainer wordt voorzien van geluidsdichtere kleppen. Verder duurt het legen van een afvalcontainer slechts enkele minuten. Het feit dat er 5 containers zijn gepland op de aangewezen locatie, maakt gezien die korte duur daarom niet dat de te verwachten geluidsoverlast onaanvaardbaar is. [appellant] en anderen hebben verder geen locatiespecifieke of bijzondere omstandigheden genoemd die maken dat het dagelijks bestuur vanwege te verwachten geluidhinder van de aanwijzing had moeten afzien.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie geschiktheid
9. De Afdeling is van oordeel dat het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van afvalcontainers.
Alternatieve locatie
10. [appellant] en anderen betogen dat de huidige locatie aan de Beethovenstraat uit verkeersoogpunt veiliger is dan de aangewezen locatie.
10.1. In overweging 9 heeft de Afdeling geoordeeld dat het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van afvalcontainers. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het dagelijks bestuur niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
10.2. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de huidige locatie aan de Beethovenstraat vanuit verkeersoogpunt niet meer wenselijk is.
Die locatie ligt namelijk op een drukkere autoweg en op de route van de tram en bus. Bij het legen van de containers wordt door auto’s uitgeweken naar de tram- en busbaan, waardoor de doorstroming van de tram en bus wordt belemmerd. Vanwege de toename van verkeer aan de Beethovenstraat en voor de doorstroming van auto’s en het openbaar vervoer is het volgens de verkeersdeskundige daarom noodzakelijk dat de afvalcontainers worden verplaatst naar de aangewezen locatie, die zich aan een rustige en doodlopende straat bevindt. De Afdeling is van oordeel dat het dagelijks bestuur gelet op het voorgaande voldoende heeft gemotiveerd dat de locatie aan de Beethovenstraat niet zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie.
Het betoog slaagt niet.
Herhalen zienswijzen
11. [appellant] en anderen hebben zich in hun beroepschrift voor het overige beperkt tot een verwijzing naar de door hen naar voren gebrachte zienswijzen. Het dagelijks bestuur heeft in het Eindverslag inspraakprocedure een reactie op deze zienswijzen gegeven. [appellant] en anderen hebben niet onderbouwd waarom deze reactie onjuist zou zijn.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Tarifit, griffier.
w.g. Benek
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tarifit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025
672-1036