ECLI:NL:RVS:2025:2038

Raad van State

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
202301562/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag over vernietiging besluit inzake branchering winkelcentrum Ackerhof

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 februari 2023. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard en het besluit van 19 oktober 2020 vernietigd, waarbij werd bepaald dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De mondelinge uitspraak vond plaats op 28 april 2025, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de aangevallen uitspraak bevestigde.

De Afdeling oordeelde dat het bestuursorgaan, in dit geval het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, voldoende had aangetoond dat er geen documenten meer beschikbaar waren met betrekking tot de branchering van het winkelcentrum Ackerhof. Het college had uitvoerig gezocht naar documenten en vastgesteld dat de ambtenaren die betrokken waren bij de besluitvorming niet meer in dienst waren en dat hun e-mailboxen waren verwijderd. De rechtbank had het oordeel van het college niet ongeloofwaardig geacht, en de Afdeling volgde dit oordeel.

Appellant had aangevoerd dat er meer documenten over de branchering onder het college berustten dan openbaar waren gemaakt, maar de Afdeling oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er meer documenten bestonden. De Afdeling concludeerde dat de economische crisis de besluitvorming had beïnvloed en dat dit de reden was voor de beperkte documentatie. Het college werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301562/1/A3.
Datum uitspraak: 28 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, handelend onder de naam [bedrijf],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 februari 2023 in zaak nr. 20/7315 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp.
Openbare zitting gehouden op 28 april 2025 om 16:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. W. den Ouden, voorzitter
griffier: mr. L.E.E. Konings
Verschenen:
[appellant], vertegenwoordigd door mr. P.M.J. de Haan, advocaat in ‘s-Hertogenbosch;
Het college, vertegenwoordigd door mr. A. Terli en mr. I.J.H. Bouwman.
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 8 februari 2023 van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, het besluit van 19 oktober 2020 heeft vernietigd, en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
•       Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer bij hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust.
•       Het college heeft naar aanleiding van het verzoek van [appellant] uitvoerig gezocht naar documenten over de branchering van het winkelcentrum Ackerhof in Pijnacker. In de loop van de procedure zijn ruim 35 documenten verstrekt en volgens het college is er niet meer informatie. Het college heeft vastgesteld dat de ambtenaren die in verschillende voor de branchering relevante commissies zaten en de wethouder die deelnam aan het bestuurlijke overleg daarover, niet meer voor de gemeente werkzaam zijn en dat hun e-mailboxen verwijderd zijn. Voor zover daarin mogelijk nog informatie stond die onder de reikwijdte van het verzoek viel, is die er niet meer. De rechtbank heeft het voorgaande niet ongeloofwaardig geacht en dit oordeel volgt de Afdeling.
•       Volgens het college waren er vanwege de economische crisis weinig potentiële huurders. De commissies en het bestuurlijk overleg hebben daarom niet of nauwelijks in actie hoeven komen. Dit is vermoedelijk de reden dat er minder documentatie van de besluitvorming over de branchering bestaat dan verwacht. [appellant] heeft op basis van twee stukken aangevoerd dat dit niet klopt en dat aannemelijk is dat het college meer documenten over de branchering onder zich heeft dan die openbaar zijn gemaakt.
•       In dat kader wijst hij ten eerste op het ambtelijk advies dat ten grondslag lag aan het collegebesluit van 28 juni 2005. Naar het oordeel van de Afdeling maakt [appellant] met dit stuk, waarin principes voor de branchering van het winkelcentrum werden aangenomen en dat van voor de economische crisis dateert, niet aannemelijk dat er meer documenten over (het loslaten van) de branchering bestaan.
•       Ten tweede volgt volgens [appellant] uit de e-mail van ABB Ontwikkeling B.V. van 5 januari 2012 dat de economische crisis geen gevolgen heeft gehad voor de werkwijzen en besluitvorming van de commissies en het bestuurlijk overleg. De Afdeling volgt dit niet. In de e-mail staat weliswaar dat er geen grote afwijkingen waren ten opzichte van het brancheringsplan, maar daarin staat ook dat het "gezien de huidige marktomstandigheden wellicht lastig [zal] worden kandidaten te vinden om de branches ‘Huishoudelijke artikelen’ en ‘Vrije tijd’ in te vullen". Dit lijkt in de praktijk ook het geval te zijn geweest. Ook hiermee heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten over (het loslaten van) de branchering bestaan die nog niet openbaar zijn gemaakt.
•       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Konings
griffier
612