ECLI:NL:RVS:2025:2024
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 19 september 2024 de aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 8 april 2025 het beroep van de appellant ongegrond. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van asielaanvragen, waarbij de rechtsbescherming van de appellant in deze specifieke zaak niet is gewaarborgd.