ECLI:NL:RVS:2025:1934
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen bestuursdwang wegens strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening in Arnhem
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem op 29 november 2023 een besluit genomen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Dit besluit werd op schrift gesteld en vermeldde dat een gedeelte van de kosten, ter hoogte van € 87,00, voor rekening van de appellante zou komen. De appellante, wonend in Arnhem, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 22 december 2023 ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellante beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op een zitting op 1 april 2025. Tijdens deze zitting was het college vertegenwoordigd door L.E.W. Jansen. De Afdeling heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit van 22 december 2023 was verzonden op 28 december 2023, waardoor de termijn voor het indienen van beroep liep tot en met 8 februari 2024. Het beroepschrift van de appellante is echter pas digitaal ingediend op 26 februari 2024, wat buiten de voorgeschreven termijn viel.
De appellante heeft gesteld dat zij het beroepschrift eerder, op 12 januari 2024, per post heeft ingediend, maar deze stelling is niet onderbouwd en het beroepschrift is niet ontvangen door de Afdeling. Gezien deze omstandigheden heeft de Afdeling geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is. De beslissing houdt in dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van den Brink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2025.