ECLI:NL:RVS:2025:192
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning aanvragen
Op 22 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die aanvragen hadden ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 september 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen hadden zij beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 17 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de beoordeling van de grieven nader onderzoek vereist, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 907,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.