ECLI:NL:RVS:2025:1867
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunningen
In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], een voorlopige voorziening aangevraagd bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 14 juli 2022, waarbij de verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd van verzoekers zijn ingetrokken. Tevens zijn aanvragen voor verlenging van de verblijfsvergunningen en voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd afgewezen. Op 17 mei 2023 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van verzoekers ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 10 januari 2025 het beroep van verzoekers tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar veroordeelde de Staat en de minister tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Verzoekers hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van verzoekers, besloten om de voorlopige voorziening toe te kennen. De minister van Asiel en Migratie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers. De uitspraak is gedaan op 24 april 2025.