ECLI:NL:RVS:2025:186
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, die om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden verzocht, niet-ontvankelijk waren verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdelingen, die ook voor hun minderjarige kinderen opkwamen, hadden tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld en verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De rechtbank Den Haag had eerder op 20 december 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, wat hen noopte tot het indienen van hoger beroep.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep nader onderzoek vereiste en dat de huidige procedure zich daar niet goed voor leende. Daarom werd er een voorlopige voorziening getroffen. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdelingen niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen.
Daarnaast werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hadden gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 907,00, dat geheel toe te rekenen was aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.