202404885/1/R1.
Datum uitspraak: 23 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Haarlem,
2. Stichting Heerlijk Huren, gevestigd in Bloemendaal,
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend in Haarlem,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Sonnebornterrein -Bloom" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], de stichting en [appellant sub 3] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting heeft nadere stukken ingediend.
Blijf Groep heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2025, waar [appellant sub 1], [appellant sub 3] en anderen, bijgestaan door mr. B. Wernik, advocaat in Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door K.W. Glas en K. Goudzwaard, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting VORM Ontwikkeling, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat in Rotterdam, Blijf Groep, vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en Pré Wonen, vertegenwoordigd door [gemachtigde D], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 21 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Inleiding
3. Het plangebied heeft betrekking op het Sonnebornterrein langs de Spaarndamseweg in Haarlem. VORM Ontwikkeling is voornemens dit gebied, een voormalige industrielocatie, te herontwikkelen tot een woongebied. Het plan voorziet in maximaal 163 woningen, waarvan maximaal 25 zorgwoningen voor een vrouwenopvang, commerciële voorzieningen, een groen park en een bovengrondse parkeergarage die deels ook beschikbaar zal zijn voor de buurtbewoners.
4. [appellant sub 1] woont ten noordoosten van het plangebied aan de [locatie]. De stichting is eigenaar van de woningen aan de Spaarndamseweg 486 A en B.
[appellant sub 3] en anderen wonen ook in de directe omgeving van het plangebied en kunnen zich niet met het plan verenigen voor zover dit voorziet in een bovengrondse parkeergarage.
5. Blijf Groep is de toekomstige huurder van de vrouwenopvang waar het plan in voorziet. Pré Wonen is onder andere afnemer van 70 in het plan voorziene sociale huurwoningen.
Ingetrokken beroepsgronden
6. [appellant sub 3] en anderen hebben hun beroepsgrond dat de procedure van het wettelijk vooroverleg zoals opgenomen in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) opnieuw had moeten worden doorlopen, ter zitting ingetrokken.
Participatie
7. [appellant sub 3] en anderen betogen dat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld te participeren bij de vaststelling van het plan, voor zover dit in een bovengrondse parkeergarage voorziet. Volgens hen volgt uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:5641, dat inspraak moet plaatsvinden gelet op de Verordening Participatie en Uitdaagrecht gemeente Haarlem 2024 alvorens te voorzien in een parkeergarage. 7.1. De Afdeling stelt vast dat het plan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Niet gebleken is dat de raad niet op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan wat is bepaald in die afdeling. Het ontwerpplan - waarin de bovengrondse parkeergarage al was voorzien - is ter inzage gelegd en omwonenden zijn in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen. [appellant sub 3] en anderen hebben van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt. Dat zij meer en in een eerder stadium hadden willen participeren over de bovengrondse parkeergarage is niet onbegrijpelijk, maar laat onverlet dat de raad heeft voldaan aan de eisen die de wet aan de voorbereiding van het plan heeft gesteld. Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpplan maakt immers geen deel uit van de in de Wro en het Bro geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in die eerdere fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. De verwijzing van [appellant sub 3] en anderen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2023 maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat uit die uitspraak niet volgt dat inspraak moet plaatsvinden op grond van de Verordening Participatie en Uitdaagrecht gemeente Haarlem 2024, gold ten tijde van belang niet deze verordening, maar de "Inspraakverordening Haarlem" (hierna: inspraakverordening). Deze inspraakverordening, zoals die gold ten tijde van belang, bevatte geen regels over de fase voorafgaand aan het ontwerpplan.
Overigens volgt uit paragraaf 6.2.2 van de plantoelichting dat de inpassing van de parkeergarage diverse keren is besproken met de klankbordgroep Buren van Sonneborn, bestaande uit bewoners die de buurt vertegenwoordigen en waar [appellant sub 3] en anderen ook deel van uitmaken. Leden van de klankbordgroep hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om in te spreken in de Commissie Ontwikkeling. De overleggen met de klankbordgroep hebben bovendien geleid tot een aantal aanpassingen in het stedenbouwkundig plan. Ook is de klankbordgroep betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpplan. Uit de verslagen van de participatieavonden, opgenomen als bijlage bij de plantoelichting, volgt ook dat de inpassing van de parkeergarage aan de orde is geweest tijdens die avonden.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat
8. [appellant sub 1] en de stichting betogen dat het plan leidt tot een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat. Hiertoe voeren zij aan dat de hoogbouw van maximaal 14 m ten zuidzuidwesten van hun woningen leidt tot verlies van zonlicht op hun woningen en de achtertuin van [appellant sub 1]. Hierdoor zullen de bij hen al aanwezige zonnepanelen minder opbrengst genereren. Ook is de schuur die is gebouwd voor zonnepanelen volgens [appellant sub 1] nu nutteloos, aangezien hij in de maanden september tot en met april geen zonlicht in zijn achtertuin zal hebben. Daar waar de raad aangeeft dat sprake is van genoeg zon aan de voorkant, ligt volgens hem geen tuin. [appellant sub 1] wijst erop dat als de te bouwen herenhuizen schuin zouden aflopen aan de voor- en achterkant hij voldoende zon in zijn achtertuin zal hebben en de zonnepanelen de nodige zon kunnen blijven opvangen. De raad heeft bij de vaststelling van het plan geen rekening gehouden met de bewoners op het blok op de Spaarndamseweg die ingebouwd worden door de voorziene herenhuizen en de hoge flats die daarnaast staan, zo stelt [appellant sub 1].
8.1. Ter zitting is komen vast te staan dat het [appellant sub 1] gaat om verlies van zonlicht in zijn achtertuin. Verder is komen vast te staan dat [appellant sub 1] en de stichting aan de voorkant van hun woningen, die ten oosten liggen, zonnepanelen hebben. Op de schuur van [appellant sub 1], gelegen ten westen, liggen nog geen zonnepanelen.
8.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1515, en van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:279) bestaan geen wettelijke normen die zien op een minimum aantal zonuren per dag in een woning of op een perceel. De wetgever heeft ervoor gekozen regulering hiervan over te laten aan bestuursorganen. Dit betekent dat bestuursorganen op dit onderwerp beleidsruimte hebben. Dat neemt niet weg dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging dient plaats te vinden van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen, waaronder het belang van omwonenden bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, waarop schaduwhinder een negatieve invloed kan hebben. 8.3. De raad heeft deze afweging gemaakt aan de hand van het rapport "Bloom te Haarlem Actualisatie bezonningsonderzoek" van Actiflow B.V. van 9 oktober 2023 (hierna: bezonningsonderzoek), dat als bijlage 17 bij de plantoelichting is gevoegd. Bij dit onderzoek is een vereenvoudiging van de zogeheten lichte TNO-norm toegepast. De TNO-norm gaat uit van minimaal twee bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam. De vereenvoudiging van deze norm houdt in dit geval in dat het meetpunt zich met name in de gevel bevindt en niet aan de binnenkant van het raam. Verder is gekozen om bij de meeste huizen het meetpunt op 0,75 m boven de begane grond te plaatsen. De aanvaardbaarheid van de gehanteerde norm is tussen partijen niet in geschil.
Uit het bezonningsonderzoek komt naar voren dat er als gevolg van het plan schaduwwerking zal optreden ter hoogte van de woningen aan de Spaarndamseweg. Daaruit volgt echter eveneens dat ter plaatse wordt voldaan aan de gehanteerde norm van ten minste twee zonuren per dag. Ten aanzien van de achtertuin van [appellant sub 1] volgt uit het bezonningsonderzoek dat reeds in de huidige situatie de achtertuin schaduw ontvangt van de eigen bebouwing en de omliggende aangrenzende bebouwing. Het is volgens de raad bovendien niet zo dat in de nieuwe situatie geen zon meer ontvangen wordt in de maanden september tot en met april. Zo volgt uit het bezonningsonderzoek dat op 21 maart tussen 14.00 uur en 16.00 uur zon ontvangen wordt in de achtertuin van [appellant sub 1]. De bezonning neemt toe tot 21 juni. Op 21 juni heeft het plan bijna geen invloed op de achtertuin.
Wat betreft de ter plaatse al aanwezige zonnepanelen aan de voorkant van de woningen, staat in het bezonningsonderzoek dat het plan geen invloed heeft op oostgevels van de gebouwen aan de Spaarndamseweg. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat het plan een ernstige belemmering vormt om gebruik te maken van de al bestaande zonnepanelen op de woningen van [appellant sub 1] en de stichting. Over de nog niet geplaatste zonnepanelen op de schuur in de achtertuin van [appellant sub 1], heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling een zwaarder gewicht mogen hechten aan het met de voorziene woningen gemoeide volkshuisvestingsbelang dan aan de wens van [appellant sub 1] om in de toekomst zonnepanelen op zijn schuur in de achtertuin te plaatsen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de huidige regelgeving de raad er niet toe verplicht een stedelijke omgeving met bestaande bebouwing zo in te richten dat eigenaren van bestaande gebouwen optimaal gebruik kunnen maken van zonnepanelen.
[appellant sub 1] en de stichting hebben de juistheid van de conclusies van het bezonningsonderzoek niet bestreden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare schaduwwerking voor de woningen van [appellant sub 1] en de stichting en dat het verlies aan effectiviteit van de al aanwezige zonnepanelen niet onevenredig of onaanvaardbaar is. Gelet hierop hoefde de raad niet te bezien of het afschuinen van de voorziene bebouwing tot de mogelijkheden behoort. De raad heeft de belangen van [appellant sub 1] en de stichting meegenomen in zijn belangenafweging, maar heeft gelet op de conclusies in het bezonningsonderzoek en in aanmerking genomen dat sprake is van een stedelijke omgeving een groter gewicht toegekend aan het belang van woningbouw. In wat [appellant sub 1] en de stichting hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de aantasting van het woon- en leefklimaat zo groot is dat de raad het plan niet zo heeft mogen vaststellen.
Het betoog faalt.
Bovengrondse parkeergarage
9. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] en anderen kunnen zich niet verenigen met de voorziene bovengrondse parkeergarage. [appellant sub 1] betoogt dat het plan leidt tot parkeeroverlast. Ter zitting heeft hij geconcretiseerd dat het hem gaat om de verkeersoverlast als gevolg van het plan en hiertoe toegelicht dat er nu al regelmatig een file staat ter hoogte van de Spaarndamseweg.
[appellant sub 3] en anderen betogen dat de voorziene bovengrondse parkeergarage in strijd is met de zorgvuldigheid. Hiertoe voeren zij aan dat de bovengrondse parkeergarage niet alleen voorziet in parkeerplekken voor de bewoners van de voorziene woningen, maar ook voor de buurtbewoners in de omliggende wijk, terwijl geen onderzoek is gedaan naar de behoefte van een parkeergarage op deze plek voor de omliggende wijk. Zij wijzen erop dat uit een inwonerspeiling, waarbij de klankbordgroep diverse adressen in de buurt heeft bezocht, blijkt dat het merendeel van de bewoners heeft aangegeven geen gebruik te zullen maken van de parkeergarage.
9.1. Op de verbeelding is aan een deel van het plangebied de bestemming "Wonen" en de functieaanduiding "parkeergarage" toegekend. Op grond van artikel 7.1, aanhef en onder d, van de planregels, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor een parkeergarage met maximaal 292 autoparkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding parkeergarage.
9.2. Ten behoeve van de vaststelling van het plan heeft Goudappel B.V. een verkeersonderzoek uitgevoerd naar de effecten op verkeer en parkeren als gevolg van het plan. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport "Verkeersonderzoek Sonneborn Haarlem" van 15 november 2023 (hierna: verkeersonderzoek) dat als bijlage 8 bij de plantoelichting is gevoegd. Volgens het verkeersonderzoek zijn er bij realisering van het plan op basis van het gemeentelijk beleid 93 parkeerplaatsen nodig zonder toepassing van dubbelgebruik en 79 parkeerplaatsen met toepassing van dubbelgebruik. In beide gevallen is met 292 parkeerplaatsen ruim voldoende parkeercapaciteit aanwezig. De restcapaciteit van de parkeergarage kan volgens het verkeersonderzoek benut worden voor bewoners en bezoekers van de bestaande woningen in de omliggende buurt.
9.3. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het plan in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien. De vraag die hier voorligt is of de raad in dit geval in meer parkeerplaatsen had kunnen voorzien dan strikt noodzakelijk is voor de functies in het plangebied.
9.4. Uit de dossierstukken en de toelichting van de raad ter zitting blijkt dat de raad een acceptabele maximale parkeerdruk van 85% aanhoudt. De raad heeft toegelicht dat de Indischewijk de wijk met de hoogste parkeerdruk in Haarlem is. Bij een parkeerdrukmeting uit 2022 is in deze wijk een parkeerdruk gemeten van ongeveer 132%. Het aantal officiële parkeerplaatsen bedraagt ongeveer 2.740. Het totaal aantal auto's in de wijk bedraagt ongeveer 4.100, bestaande uit ongeveer 3.600 geregistreerde auto's en 500 leaseauto's. In de wijk zijn volgens de raad geen openbare parkeergarages aanwezig. Hier wordt geparkeerd op de hoeken van straten. Ook wordt met twee wielen op de stoep, het zogenoemde Canadees parkeren, geparkeerd, wat nu wordt gedoogd. Hierdoor is volgens de raad de verkeersveiligheid, toegankelijkheid en de leefbaarheid ter plaatse in het geding. Oude oplossingen, zoals het verbreden van wegen en het toevoegen van parkeerplaatsen ten koste van andere functies zijn niet meer afdoende en er is daarvoor ook geen ruimte beschikbaar. De meest effectieve maatregel om de parkeerdruk en parkeeroverlast in de Indischewijk te verlagen is volgens de raad dan ook het toevoegen van parkeercapaciteit, gecombineerd met een verhoogd handhavingsniveau. Andere locaties om een dergelijke parkeergarage in de Indischewijk te realiseren zijn niet beschikbaar. Het project Sonneborn is daarmee de enige mogelijkheid om in extra parkeercapaciteit te voorzien. Volgens de raad laat een nieuw parkeerdrukmeting uit 2024 opnieuw een parkeerdruk van meer dan 120% zien.
Gelet op de door de raad gegeven toelichting is de Afdeling van oordeel dat de raad deugdelijk heeft onderbouwd waarom hij heeft voorzien in 292 parkeerplaatsen in het plangebied. De verrichte inwonerspeiling en de stelling op de zitting dat het niet logisch is dat bewoners van andere straten in de buurt gebruik zullen maken van de parkeergarage, maken dit niet anders. Daarbij is van belang dat de Indischewijk niet enkel uit de voor de inwonerspeiling bezochte adressen bestaat. Bovendien geldt volgens de "Nota parkeernormen" van de gemeente Haarlem voor de functie wonen in dit gebied een maximaal acceptabele loopafstand van 300 m voor auto’s. Dit is meer dan de afstand tot de bezochte adressen. Voorts is hierbij van belang dat bij voormelde peiling niet tevens is gevraagd naar het gebruik bij een verhoogd handhavingsniveau. Deze feiten en omstandigheden maken dat naar het oordeel van de Afdeling aan de uitkomsten van de gedane peiling niet die waarde kan worden toegekend die [appellant sub 3] en anderen daaraan toekennen. Ook de vaststelling op de zitting dat uit de verrichtte onderzoeken blijkt dat de parkeerdruk in 2024 is gedaald ten opzichte van 2022, maakt niet dat de raad het plan niet zo heeft mogen vaststellen. Uit de parkeerdrukmeting uit 2024 volgt immers dat de parkeerdruk sinds 2018 structureel boven de 120% ligt en dus boven de door de raad gewenste acceptabele maximale parkeerdruk van 85% uitkomt. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling in wat is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet voorziet in een behoefte.
Het betoog van [appellant sub 3] en anderen faalt.
9.5. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] over de verkeersoverlast vanwege de bovengrondse parkeergarage, overweegt de Afdeling het navolgende. Volgens het verkeersonderzoek blijkt uit de kruispuntanalyse dat de verkeersintensiteiten als gevolg van het plan probleemloos kunnen worden afgewikkeld op de Spaarndamseweg. [appellant sub 1] heeft de juistheid van de conclusies van het verkeersonderzoek niet gemotiveerd bestreden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich daarom op het standpunt mogen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast.
Het betoog van [appellant sub 1] faalt.
Openbaar groen
10. [appellant sub 3] en anderen betogen dat de voorziene parkeergarage kwalitatief en kwantitatief ten koste gaat van het eerder voorziene openbaar groen. In dat verband verwijzen zij naar diverse passages uit het Stedenbouwkundig Programma van Eisen dat de raad op 15 december 2022 heeft vastgesteld en de plantoelichting. Verder wijzen [appellant sub 3] en anderen op de met 97,3% aangenomen motie "Sonneborn to be wild" van 17 februari 2022. Met deze motie werd volgens hen beoogd dat er maximaal wordt ingezet op het ecologisch en functioneel vergroenen van het gebied. Bewoners hebben volgens hen op die motie mogen vertrouwen.
10.1. Uit paragraaf 4.12.3.2 van de plantoelichting volgt dat het planterrein momenteel braakliggend en niet functioneel is. Voor de groenstructuur binnen het plan is aansluiting gezocht bij de spelregel uit de Ontwikkelvisie Spaarndamseweg. Deze houdt in dat kwalitatief, hoogstaande buitenruimte toegevoegd wordt in de vorm van openbaar toegankelijke, groene verblijfsplekken. De groenstructuur bij deze ontwikkeling bestaat uit een openbare, parkachtige inrichting van het openbaar gebied op maaiveld tussen de appartementen en grondgebonden woningen, een daktuin op het dak van de parkeergarage, natuurdaken op onder andere de grondgebonden woningen, tuinen van de grondgebonden woningen, die veelal aansluiten op de achtertuinen en -paden van de omliggende, bestaande woningen. Het project voorziet in hoogwaardig groen en water voor ruim 35% van het oppervlak van het plangebied, achtertuinen en gevelgroen niet meegerekend, aldus de plantoelichting. De landschappelijke inrichting is nader uitgewerkt in een inrichtingsplan. Ter borging van de uitvoering van het inrichtingsplan is in artikel 10.1.3 van de planregels, in samenhang gelezen met bijlage 2 van de planregels, een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, kan de Afdeling [appellant sub 3] en anderen niet volgen in hun stelling dat de voorziene parkeergarage ten koste gaat van het openbaar groen noch dat de raad zich - in strijd met de aangenomen motie - onvoldoende heeft ingezet in het vergroenen van het gebied. Gelet op het verhandelde ter zitting heeft de Afdeling er begrip voor dat [appellant sub 3] en anderen liever meer en mogelijk ook een andere vergroening wensen dan in het nu voorliggende plan is voorzien, en dat dat minder is dan waarvan in een eerdere planversie sprake was. Gezien ook de beleidsvrijheid die de raad hier toekomt, en daarbij ook in aanmerking nemende hetgeen de raad heeft gesteld omtrent de (ook financiële) balans tussen bebouwing en groen is de Afdeling van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of dat de met de ontwikkeling van de parkeergarage samenhangende vermindering van de groenruimte onevenredig of anderszins in strijd met het recht zou zijn. De raad mocht het plan dan ook op deze wijze vaststellen.
Het betoog faalt.
Bouwwerkzaamheden
11. [appellant sub 1] vreest voor schade aan zijn woning door trillingen vanwege bouwwerkzaamheden.
11.1. Het bestemmingsplan betreft de vaststelling van een ruimtelijke keuze. Wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd over mogelijke schade als gevolg van de bouwwerkzaamheden, heeft geen betrekking op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. [appellant sub 1] heeft daarbij niet gesteld dat de realisatie van het plan niet mogelijk zou zijn zonder trillingschade. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3124, onder 7.2) maken uitvoeringsaspecten, zoals de keuze van een funderingsmethode, geen onderdeel uit van het besluitvormingsproces over de ruimtelijke keuze en hoeven deze aspecten daarom niet te worden betrokken bij de vaststelling van het plan. Zij zijn bij de beoordeling van het besluit tot vaststellen van het plan dan ook niet het onderwerp van toetsing door de Afdeling. De wijze waarop uitvoering mag worden gegeven aan de feitelijke bouw van de woningen komt aan de orde bij de beoordeling van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen. De Afdeling hecht er overigens aan op te merken dat de raad heeft toegelicht dat VORM Ontwikkeling en de aannemer diverse maatregelen nemen om trillinghinder tot een minimum te beperken. Zo zal volgens de raad voordat de bouw start een zogenoemde nulmeting worden verricht door een gespecialiseerd expertisebureau. Ook heeft VORM Ontwikkeling een trillingsprognose laten maken om de invloedsgebieden van het heien in kaart te brengen. Deze prognose is de basis voor het bepalen van welke methodiek er op welke plek wordt toegepast. Verder worden tijdens het heien de trillingen continu gemeten, aldus de raad. Het betoog faalt.
Conclusie
12. De beroepen zijn ongegrond.
13. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. van Helvoort, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Helvoort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025
877