202302853/1/A3.
Datum uitspraak: 23 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 maart 2023 in zaak nr. 22/3281 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Nissewaard.
Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2022 heeft de burgemeester de woning aan de [locatie] in Spijkenisse voor drie maanden gesloten.
Op 22 maart 2022 heeft [appellant] tegen dat besluit bezwaar gemaakt en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 22 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij besluit van 16 juni 2022 heeft de burgemeester het door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. van der Eijk, advocaat in Den Haag, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. K. Krastman en I. Frik, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De politie heeft de woning van [appellant] op 24 januari 2022 doorzocht en de bevindingen in een hennepinformatiebericht opgesteld. In dit informatiebericht staat dat in de kelder een growtent, transformatoren, een dompelpomp en potten met hennepgruis zijn aangetroffen. De growtent was voorzien van lampen en een sterk vervuild koolstoffilter. In de woonkamer zijn diverse zakjes met 260,8 gram hennepgruis/henneptoppen aangetroffen. In de schuur zijn een koolstoffilter, zes transformatoren, vier droognetten, een kachel, een ventilator, acht assimilatielampen en vijf TL-lampen aangetroffen. Verder staat in het informatiebericht dat de aangetroffen kwekerij op dat moment niet in bedrijf was.
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de burgemeester de woning op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet en overeenkomstig de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard 2019 voor drie maanden gesloten. Volgens de burgemeester is het voldoende aannemelijk dat sprake is van voorbereidingshandelingen voor bedrijfsmatige hennepteelt. De burgemeester acht een sluiting noodzakelijk en evenwichtig, vanwege de aangetroffen handelshoeveelheid drugs, de professionele apparatuur, de indicaties voor handel, (het voorkomen van) recidive en een eerder aan [appellant] opgelegde last onder dwangsom. Het tegen de sluiting door [appellant] gemaakte bezwaar heeft de burgemeester ongegrond verklaard. De rechtbank heeft dat besluit in stand gelaten.
Waarom is [appellant] het niet eens met de rechtbank?
2. [appellant] betoogt, samengevat, dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten. Hiertoe voert hij aan dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van evidente voorbereidingshandelingen. Hoewel hij zich in het verleden bezig heeft gehouden met hennepteelt, is hij daar al enige tijd mee gestopt en diende de woning van [appellant] slechts als opslagplaats voor de voorwerpen. Over de aangetroffen growtent in de kelder voert [appellant] aan dat deze tent wordt gebruikt om zijn bezittingen te beschermen tegen vochtproblemen in de kelder. Verder voert [appellant] aan dat de aangetroffen hennep van zijn zoons was en dat dit een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik betrof. [appellant] betoogt verder dat de woningsluiting niet noodzakelijk was. Hiertoe voert hij, samengevat, aan dat de woning niet voor overlast zorgde en er geen loop naar de woning is geconstateerd. Er is slechts sprake van één melding van een buurtbewoner, maar die moet betrekking hebben gehad op de geuroverlast als gevolg van de vochtproblematiek in de woning van [appellant]. Ook voert [appellant] aan dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd waarom een sluiting voor de duur van drie maanden noodzakelijk was en waarom hij niet heeft kunnen volstaan met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing of een last onder dwangsom. [appellant] voert voorts aan dat de woningsluiting niet evenwichtig was. Hiertoe voert hij aan dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van de sluiting, in het bijzonder voor de zoons van [appellant].
Beoordeling van het hoger beroep
3. Het toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet is weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, en in de uitspraak van 6 jul 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911. Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
3.1. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning voorwerpen of stoffen voorhanden zijn die, op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat deze bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3 aanhef en onder b, van de Opiumwet te handelen, zoals door middel van hennepteelt. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning een middel als bedoeld in lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten. De Afdeling onderschrijft de onder 6.2 en 6.3 opgenomen overwegingen van de uitspraak van de rechtbank. De burgemeester heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [appellant] wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de aangetroffen voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig opzetten van een hennepplantage. [appellant] heeft daarentegen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij de voorwerpen slechts in bewaring had en dat de aangetroffen growtent gebruikt zou zijn voor vochtproblematiek in de kelder. Verder volgt uit het hennepinformatiebericht dat 260,8 gram hennepgruis/henneptoppen in de woning is aangetroffen, wat de hoeveelheid voor eigen gebruik ruim overschrijdt.
Was de sluiting van de woning noodzakelijk?
3.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de sluiting van drie maanden noodzakelijk was. Met de rechtbank acht de Afdeling van betekenis dat in de woning een aanmerkelijke hoeveelheid softdrugs is aangetroffen en er, gelet op de aangetroffen voorwerpen, ook sprake was van evidente voorbereidingshandelingen. Verder heeft [appellant] in het verleden waarschuwingen gekregen voor soortgelijke feiten, die kennelijk niet het beoogde effect hebben gehad. Het gaat om de jaren 2012, 2013 en 2014, waarin in zijn woning hennepkwekerijen met hennepplanten en apparatuur zijn aangetroffen. Bovendien heeft hij in 2017 een last onder dwangsom opgelegd gekregen van de burgemeester, omdat hij betrokken was bij een hennepkwekerij in een andere woning. De Afdeling leidt hieruit af dat de kans op recidive hoog is. Evenals de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat gelet hierop niet met een bestuurlijke waarschuwing kon worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de woning is doorzocht naar aanleiding van een overlastmelding van buurtbewoners.
Was de sluiting van de woning evenwichtig?
3.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning evenwichtig was. Wat [appellant] in hoger beroep hieromtrent heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. De Afdeling onderschrijft dan ook het oordeel van de rechtbank.
Conclusie
3.4. Gelet op het voorgaande was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten en was de sluiting noodzakelijk en evenwichtig. De burgemeester heeft de woning daarom mogen sluiten. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
5. De burgemeester hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025
85-1031