ECLI:NL:RVS:2025:1805

Raad van State

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
202205792/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgevingsvergunning voor woningbouw in Burgh-Haamstede

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Assets of Joy B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 26 augustus 2022 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland heeft vernietigd. Het college had op 26 januari 2021 een omgevingsvergunning verleend aan Stichting Leefgoed De Olifant voor het bouwen van een woning op het perceel aan Bramenlaan 4 in Burgh-Haamstede. [partij], wonend op het naastgelegen perceel, heeft beroep ingesteld omdat hij van mening is dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd dat het bouwplan aan deze eisen voldeed.

Na de uitspraak van de rechtbank heeft het college op 25 januari 2024 opnieuw een omgevingsvergunning verleend. [partij] heeft hiertegen opnieuw beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 maart 2025 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder de advocaten van Assets of Joy en vertegenwoordigers van het college. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college met het welstandsadvies van 1 november 2022, aangevuld op 4 maart 2024, voldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De Afdeling heeft het hoger beroep van Assets of Joy ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, evenals het beroep van [partij] tegen het besluit van 25 januari 2024.

Uitspraak

202205792/1/R1.
Datum uitspraak: 23 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Assets of Joy B.V., gevestigd in Nieuwerkerk aan den IJssel,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West-­Brabant van 26 augustus 2022 in zaak nrs. 21/1299 en 21/1452 in het geding tussen onder meer:
[partij], wonend in Burgh-Haamstede,
en
het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland.
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2021 heeft het college aan Stichting Leefgoed De Olifant (verder: Stichting De Olifant) een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het bouwen van een woning op het perceel aan Bramenlaan 4 in Burgh-Haamstede.
Bij uitspraak van 26 augustus 2022 heeft de rechtbank het door onder meer [partij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft Assets of Joy hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 25 januari 2024 heeft het college opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
[partij] heeft daartegen beroep ingesteld.
Assets of Joy, het college en [partij] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2025, waar Assets of Joy, vertegenwoordigd door mr. W.H. Lindhout en mr. M.E.G. Claessen, beiden advocaat in Bergen op Zoom, vergezeld door dr. ir. E.M. Sipkema en [gemachtigde, en [partij] vergezeld door zijn vrouw, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.P. Koster-Braad, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingsrecht
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 19 oktober 2018. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Stichting De Olifant heeft op 19 oktober 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning op het perceel Bramenlaan 4 in Burgh-Haamstede. Assets of Joy was op dat moment de bestuurder van Stichting De Olifant. Op 26 januari 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend om het bouwplan mogelijk te maken. [partij] woont op het naastgelegen perceel [locatie]. Volgens hem is het bouwplan niet in overeenstemming met redelijke eisen van welstand. Daarom heeft hij beroep ingesteld. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Assets of Joy is eigenaar van het perceel en kan zich niet verenigen met dit oordeel.
Bij het besluit van 25 januari 2024 heeft het college opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel. Volgens [partij] is het bouwplan niet in overeenstemming met redelijke eisen van welstand.
3.       Ter plaatse gold ten tijde van belang het bestemmingsplan "Nieuw-Haamstede", waarin het perceel de bestemming "Wonen" heeft. Het perceel ligt in het gebied "bijzondere woonconcentraties" dat in de Welstandsnota 2012 is aangemerkt als een "bijzonder welstandsgebied". In een dergelijk gebied geldt "welstandsniveau 2" waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk is en het welstandstoezicht is gericht op het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit.
Hoger beroep van Assets of Joy
4.       Assets of Joy betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Volgens Assets of Joy volgt uit beide welstandsadviezen van 25 november 2020 dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De rechtbank heeft daarom ten onrechte overwogen dat de twee adviezen tegenstrijdig zijn.
4.1.    De Afdeling overweegt dat de rechtbank heeft geoordeeld dat het advies van de welstandscommissie van 25 november 2020 zodanige gebreken bevat dat het college dit niet zonder meer aan de omgevingsvergunning ten grondslag heeft mogen leggen. Dat komt omdat de commissie op 25 november 2020 twee schriftelijke adviezen heeft gegeven over het bouwplan en omdat die adviezen naar inhoud verschillen. In het eerste welstandsadvies van 25 november 2020 staat dat de voorgestelde materialisering, kleurstelling en vormgeving passend is binnen het bijzondere welstandsgebied. Aanvullend adviseert de commissie een zorgvuldige landschappelijke inpassing rondom in dit bijzondere natuurgebied. In het tweede welstandsadvies van 25 november 2020 staat dat de situering passend is binnen het bestemmingsplan, en dat de materialisering en kleurstelling passen in de bestaande landelijke omgeving. In het eerste advies suggereert de commissie dus dat het bouwplan nog niet past in de landelijke omgeving en in het tweede advies is de commissie van mening dat het bouwplan wel passend is, terwijl het bouwplan niet is gewijzigd en ook niet inzichtelijk is waarom de welstandscommissie van standpunt is gewijzigd. Gelet op die tegenstrijdigheid, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand.
Het betoog slaagt niet.
Het besluit van 25 januari 2024 en het beroep daartegen van [partij]
5.       Bij het besluit van 25 januari 2024 heeft het college opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Daarbij heeft het college het (nadere) welstandsadvies betrokken van 1 november 2022.
6.       [partij] betoogt dat het college opnieuw onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Hij voert daarover aan dat het welstandsadvies van 1 november 2022 inhoudelijk gelijk is aan het tweede welstandsadvies van 25 november 2020. Het college heeft daarmee onvoldoende uitvoering gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. Volgens [partij] is de woning bovendien niet juist gesitueerd en past de massa en vorm ervan niet bij de bestaande woningen. Daarbij is van belang dat de voorziene woning geen teruggelegen positie op de kavel inneemt en gedraaid op de kavel staat in tegenstelling tot woningen in de omgeving. Ook is volgens [partij] de bouwmassa te groot ten opzichte van de andere woningen in de omgeving. Bovendien vindt hij dat het vrijstaande karakter van de woningen in de omgeving wordt aangetast. Tot slot sluit het welstandsadvies ten onrechte niet aan op de architectuuropvatting van artikel 7.4 van de Omgevingswet, aldus [partij].
6.1.    Hetgeen [partij] heeft aangevoerd over de termijn van besluitvorming van het college, kan niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Het college hoefde niet direct uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank, omdat de voorzieningenrechter dat had bepaald. Dat [partij] het niet eens is met de handelwijze van het college, maakt niet dat het besluit alleen al daarom niet in stand kan blijven. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat het college in strijd heeft gehandeld met beginselen van behoorlijk bestuur.
6.2.    Op het bouwplan is de gemeentelijke Welstandsnota 2012 van toepassing. Volgens de Welstandsnota toetst de welstandscommissie of een bouwplan aanvaardbaar is in relatie tot de karakteristiek van de al aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap dan wel de stedenbouwkundige context. Ook moet het bouwplan aanvaardbaar zijn in relatie met de te verwachten toekomstige ontwikkelingen in een gebied. De commissie beoordeelt het bouwplan op de aspecten van situering, massa en vorm, maat en schaal, gevelkarakteristiek, detaillering, materiaalkeuze, kleurstelling en vorm. Of de situering van een bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand is onder meer afhankelijk van de plaatsing op de kavel, de bouwrichting en de herhaling en ritmiek in de stedenbouwkundige omgeving. Of de massa en vorm van een bouwplan voldoen aan de welstandscriteria hangt onder meer af van de richting van het bouwwerk, zo blijkt uit de Welstandsnota.
In het welstandsadvies van 1 november 2022 staat dat de situering van het bouwplan passend is binnen het bestemmingsplan, en dat de materialisering en kleurstelling passen in de bestaande landelijke omgeving. Naar aanleiding van het beroep van [partij] heeft het college de welstandscommissie om een nadere reactie gevraagd. In die reactie van 4 maart 2024 is nader toegelicht waarom het bouwplan in de omgeving past. Bij de direct naastgelegen woning is de hoofdkap ook gedraaid en er zijn meerdere woningen in de directe omgeving aanwezig die ten opzichte van het perceel een gedraaide hoofdkap hebben. Ook is daarin vermeld dat de voorziene eenlaagse woning prima aansluit op de woningen die in de omgeving aanwezig zijn. Verder wijst de welstandscommissie erop dat in de omgeving zeer diverse architectuur aanwezig is en dat de voorziene woning wat betreft het karakter goed aansluit bij de direct naastgelegen woning.
6.3.    De Afdeling is van oordeel dat het college met het welstandsadvies van 1 november 2022, zoals aangevuld op 4 maart 2024, alsnog deugdelijk heeft gemotiveerd dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Anders dan [partij] stelt, blijkt uit onder meer luchtfoto’s dat de voorziene woning een teruggelegen positie op de kavel heeft. De woning is niet direct aan de weg voorzien en ook ten opzichte van de andere grenzen van de kavel houdt de woning afstand. Zoals ter zitting is besproken, zijn er ook meerdere woningen in de omgeving die zelf en/of hun hoofdkap gedraaid op hun kavel staan. In die zin wijkt het bouwplan niet af van de bouwrichting in de omgeving. Verder is er, anders dan [partij] stelt, geen voorgeschreven (rooi)lijn waarlangs alle woningen moeten worden gesitueerd. Wat betreft de bouwmassa is de oppervlakte van de voorziene woning vergeleken met woningen in de omgeving niet zodanig groot dat het bouwplan daarom niet passend is in de omgeving. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het bouwplan voorziet in slechts één bouwlaag en dat het om een grote kavel gaat die zeker niet geheel wordt bebouwd. In dat verband wijst de Afdeling er nog op dat de betreffende woning binnen de bij het bestemmingsplan gestelde bouwmogelijkheden past en dat de welstandscommissie in beginsel ook dient uit te gaan van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. De Afdeling volgt verder niet de stelling van [partij] dat het bouwplan het vrijstaande karakter van de woningen aan Bramenlaan 2, 3, 4, 5, 6, 7 en Ligusterlaan 4 aantast. Het bouwplan voorziet namelijk eveneens in een vrijstaande woning en zoals hiervoor vermeld, houdt het afstand tot de perceelsgrenzen. Voor zover [partij] heeft aangevoerd dat het college van de architectuuropvatting van artikel 7.4 van de Omgevingswet had moeten uitgaan verwijst de Afdeling naar overweging 1, waaruit volgt dat de Omgevingswet niet van toepassing is in deze procedure.
Het betoog slaagt niet.
Conclusies
7.       Het hoger beroep van Assets of Joy is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
8.       Het beroep van [partij] tegen het besluit van 25 januari 2024 is ongegrond.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;
II.       verklaart het beroep van [partij] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland van 25 januari 2024, kenmerk 108589, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Wijgerde
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025
672-1126