ECLI:NL:RVS:2025:179
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de burgemeester van Den Haag
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellant] tegen de burgemeester van Den Haag. De aanleiding voor het beroep was het niet tijdig nemen van een besluit door de burgemeester, nadat de Afdeling in een eerdere uitspraak op 17 april 2024 had bepaald dat de burgemeester binnen twaalf weken een nieuw besluit moest nemen. Deze termijn was inmiddels verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 werd besproken welke nieuwe beslistermijn zou moeten worden opgelegd. Alle partijen stemden in met een uiterste beslisdatum van 14 maart 2025.
De Afdeling heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit door de burgemeester vernietigd. De burgemeester werd opgedragen om uiterlijk op 14 maart 2025 een besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Tevens werd bepaald dat de burgemeester een dwangsom van € 150,00 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn voor de bekendmaking van het besluit wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00. Daarnaast werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [appellant] ter hoogte van € 54,00 en het griffierecht van € 187,00.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid van dwangsommen als drukmiddel om naleving van termijnen te waarborgen. De zaak illustreert ook de rol van de Raad van State in het toezicht op de rechtmatigheid van besluiten van gemeenten.