ECLI:NL:RVS:2025:1787
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 6 februari 2025 opnieuw niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had op 26 maart 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.