ECLI:NL:RVS:2025:178
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door burgemeester van Den Haag
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een beroep van appellanten, [appellant A] en [appellant B], tegen de burgemeester van Den Haag wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De achtergrond van de zaak ligt in een eerdere uitspraak van de Afdeling op 17 april 2024, waarin de burgemeester was opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen. Deze termijn is overschreden, waardoor appellanten beroep hebben ingesteld. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 is besproken welke nieuwe beslistermijn zou moeten worden opgelegd. Uiteindelijk is er overeenstemming bereikt over een uiterste beslistermijn van 14 maart 2025.
De Afdeling heeft het beroep tegen het besluit van 14 oktober 2024, waarin de burgemeester de hoogte van de dwangsom vaststelde op € 1.442,00, ongegrond verklaard. Echter, het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is gegrond verklaard. De Afdeling heeft de burgemeester opgedragen om uiterlijk op 14 maart 2025 een besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Tevens is bepaald dat de burgemeester een dwangsom verbeurt van € 150,00 per dag voor elke dag dat de termijn voor de bekendmaking van het besluit wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00. Daarnaast is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellanten en het terugbetalen van griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig besluiten te nemen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen.