ECLI:NL:RVS:2025:1741

Raad van State

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000295
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 maart 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 juni 2024 niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en dat er geen gronden waren om de aanvraag te honoreren. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 april 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had op goede gronden tot haar oordeel gekomen en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak van de Raad van State is openbaar uitgesproken op 18 april 2025, en de beslissing bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de aanvraag van de appellant voor een verblijfsvergunning asiel definitief is afgewezen.

Uitspraak

BRS.25.000295
Datum uitspraak: 18 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 12 maart 2025 in zaak nr. NL24.24971 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 12 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, advocaat in Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 7.1-7.5 en 8.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.        Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.        Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025
1161-644